Twee commentaren op Ezra en Nehemia

De boeken Ezra en Nehemia volgen niet alleen op elkaar in onze Bijbels maar zijn qua thematiek nauw met elkaar verbonden. De synagoge telt deze beide boeken trouwens als één boek in. Het zijn beide boeken van de ballingschap die het leven van de teruggekeerde ballingen in Judea, de Perzische provincie Yehud, beschrijven. Een provincie die deel uitmaakte van de grotere provincie ‘Over de rivier’ (namelijk de Eufraat).

De gebeurtenissen in Nehemia beschreven spelen uitsluitend tegen de regering van Artaxerxes I (465-424 vóór Chr.) die in het Oude Testament Arthasasta wordt genoemd. Ezra bevat naast gebeurte-nissen uit diezelfde periode ook gebeurtenissen die plaatsvonden onder Darius I ongeveer een eeuw eerder. Wat Ezra en Nehemia met elkaar verbindt is de thematiek van de herbouw van de tempel en van Jeruzalem.

Ik vraag in deze bijdrage aandacht voor twee commentaren gewijd aan Ezra en Nehemia. De eerste is van Andrew. E. Steinmann en verscheen in de reeks Concordia Commentary. De tweede is van de hand van dr. B.E.J.H. Becking en verscheen in de serie ‘De Prediking van het Oude Testament’.

Over de onderlinge verhouding tussen Ezra en Nehemia en over het auteurschap bestaan meerdere opvattingen. De vraag is met name of de aankomst van Ezra in Jeruzalem wel vooraf kan zijn gegaan aan die van Nehemia. In overeenstemming met de traditionele visie gaat hij er dan ook vanuit dat Ezra in het zevende jaar van Artaxerxes I in Jeruzalem aankwam en niet van Artaxerxes II. We moeten, zo zegt hij, de verschillende accenten van beide boeken verdisconteren. Bij Ezra is de focus op de tempel gericht en bij Nehemia op de stad.

Becking geeft aan dat in de vertelling de aankomst van Ezra te Jeruzalem vóór die van Nehemia wordt geplaatst, maar dat Ezra in werkelijkheid een priester was die onder leiding van Nehemia terugkeerde naar Jeruzalem en in het jaar van hun aankomst de wet heeft voorgelezen. Ezra zou een pseudoniem geschrift zijn en de Aramese documenten in Ezra 4-7 houdt hij niet voor authentiek.

Zonder uitzondering gaan oudtestamentici ervan uit dat het boek Nehemia gebaseerd op dagboek-aantekeningen van Nehemia als gouverneur van de provincie Yehud. We vinden deze zienswijze dan ook zowel bij Becking als Steinmann. Steinmann aanvaardt zonder reserve de historische betrouw-baarheid van zowel Ezra als Nehemia.

Steinmann gaat wel uit van de authenticiteit van deze documenten. Hij neemt aan dat Ezra 4:7 met daarin de namen van Bislam, Mithredath en Tabeël het kopje is van de gehele Aramese correspon-dentie die wij vinden in Ezra 4:8-6:18. Ezra 4:11-16 is geschreven door Rehum Simsai die in Ezra 4:8-9 worden genoemd. Zowel deze brief als het antwoord van Artaxerxes I in Ezra 4:17-22 heeft betrekking op de bouw van de muur van Jeruzalem.

Ezra 5:1-6:18 verplaatst ons naar de regering van Darius I als het volk aangespoord door de profeten Haggaï en Zacharia onder leiding van de vorst Zerubbabel en de hogepriester Jozua verder gaan met de herbouw van de tempel. In Ezra 1:8 en 5:14-16 komen we Sesbazar tegen als gouverneur van Yehud ten tijde van de terugkeer onder Kores.

Becking neemt aan dat hij reeds in het Babylonische rijk deze functie had en die onder de Perzen mocht behouden. Steinmann gaat ervan uit dat hij door de Perzen in Babel is aangesteld en dat Zerubbabel bij de leidinggevenden behoorden die onder zijn leiding naar het land van de vaderen terugkeerden en dat Zerubbabel hem vervolgens als gouverneur van Yehud heeft opgevolgd.

Becking meent dat de brief van Artaxerxes in Ezra 7:12-26 niet authentiek kan zijn, omdat dit teveel een Joods perspectief zou hebben. Echter, de meeste exegeten gaan uit van de authenticiteit van deze brief, ook als zij niet zonder reserve het zelfgetuigenis van de Schrift aanvaarden. Steinmann wijst erop dat het niet onwaarschijnlijk is dat de Perzische overheid het een en ander wist van het Joodse geloof en Joodse godsdienstige praktijken.

Zowel Steinmann als Becking wijzen de gedachte af dat Ezra- Nehemia oorspronkelijk één boek was dat later in twee delen is gesplitst. Steinmann is iets voorzichtiger maar geeft wel aan dat er meer voor te zeggen valt dat Ezra en Nehemia oorspronkelijk zelfstandige composities zijn geweest.

In Nehemia 10 lezen we dat het volk onder leiding van Nehemia een verbond met de HEERE sluit. Onder andere verplichten zij zich ertoe hun dochter uit te huwen aan niet-Joden en niet-Joodse vrouwen voor hun zonen te nemen. (Neh. 10:9). In Neh. 13:23-30 blijkt dat dat Nehemia zijn gezag als gouverneur moet gebruiken om naleving van het verbond met betrekking tot deze zaak af te dwingen zelfs als het gaat om lid van de hogepriesterlijke familie.

In Ezra 10:3, 11 en 19 lezen we dat Ezra met het volk een verbond sluit om de niet-Joodse vrouw met wie meerderen van hen zijn getrouwd, samen met de kinderen uit deze huwelijken weg te sturen en dat dit ook metterdaad gebeurt. Voor Bijbellezers is dan de vraag hoe zich dit verhoudt met het feit dat het huwelijk volgens Genesis 1-2 (vgl. met name Gen. 2:24) een instelling van God is. En hoe ligt het dan dat Salmon met Rachab trouwde en Boaz met Ruth?

Het antwoord van Steinmann is dat in Ezra en Nehemia het eerste gebod centraal staat. De zorg in Ezra en Nehemia is niet het huwen met niet-Joodse vrouwen als zodanig, maar het huwen met niet-Joodse vrouwen die het dienen van de afgoden bleven vast houden. Dat lag met zowel Rachab als Ruth duidelijk anders. In een situatie waar de geestelijke identiteit van het volk wordt bedreigd, worden huwelijk beëindigd ter wille van het eerste gebod, het dienen van de HEERE alleen.

Het moet ons duidelijk zijn dat dit een situatie is waarvoor wij niet zomaar een parallel vinden. Als Paulus de christelijke huwelijkspartner vraagt om de niet-christelijke huwelijkspartner trouw te blijven staat dat niet haaks op wat wij lezen bij Ezra en Nehemia. Paulus gaat ervan uit dat men als niet-christenen het huwelijk is aangegaan en de man of de vrouw tot geloof en bekering is gekomen.

Becking geeft ten aanzien van de vragen die Ezra en Nehemia ten aanzien van huwelijk en echt-scheiding oproepen, toch iets andere antwoorden dan Steinmann. Hij erkent dat er sprake is van een Gebot der Stunde, maar vraagt zich toch af of in die tijd de keuze van Ezra en Nehemia de enige juiste waren. Hij stelt: wij hebben geleerd dat er meer dan één manier is om het geloof te beleven en te belijden.

Duidelijk is dat voor Becking de Bijbel en de boeken van de Bijbel niet rechtstreeks het Woord van God zijn. Een andere kijk op de Bijbel leidt ook op een andere kijk op de boodschap van de Bijbel. Tegenover de eenheid of enigheid van het geloof staat dan een veelvoud van opvattingen die elk legitiem zijn.

Steinmann wijst in de inleiding die voorafgaat aan de uitleg van de tekst van beide boeken nog op de belangrijke plaats van het gebed in Ezra en Nehemia. We vinden in Ezra en Nehemia nog een aantal kortere gebeden. (Ezra 7:27-28a; Neh.2:4; 4:9; 5:19; 6:14; 13:14, 22b, 29, 31b) Een aantal gebeden zijn langer tot aanmerkelijk langer. Ezra bidt en belijdt namens het volk schuld als hij gehoord heeft van de huwelijken met niet-Joodse vrouwen. (Ezra 9:6-15). Nehemia bidt als hij hoort hoe het er met Jeruzalem en haar muren bijstaat. (Neh. 1:5-11).

In Neh. 9:5b-38 vinden we een gebed uitgesproken onder leiding van een aantal levieten. Dit gebed bevat zowel schuldbelijdenis als lofprijzing. De nadruk valt op Gods trouw ondanks de ontrouw van het volk. Steinmann merkt terecht op dat waarachtig gebed ontspruit aan het besef van Gods barmhartigheid in Christus en leidt tot overdenking van Gods grote daden.

Wanneer ik de twee commentaren met elkaar vergelijk, is de keuze welke het meest bruikbaar is niet moeilijk. Minder dan in een aantal andere delen van de serie De Prediking van het Oude Testament is bij Becking een stuk affiniteit aan te wijzen met het klassieke belijden van de kerk. Steinmann weet zich zonder reserve aan de lutherse belijdenis gebonden.

Voor een zeer groot deel kan ook een gereformeerd christen zich daar van harte in vinden. Dat geldt zeker voor het feit dat de boodschap van de Bijbel een boodschap is van wet en Evangelie. In zijn inlei-ding laat Steinmann expliciet zien hoe deze tweeslag ook in de boeken van Ezra en Nehemia is aan te wijzen.

De kracht van de serie Concordia Commentary ligt onder andere ook daarin  dat de uitleg begint met noten bij de tekst (Textual Notes). Wie geen Hebreeuws of Grieks beheerst kan deze rubriek overslaan en toch veel hebben aan wat volgt. Voor degenen die antwoorden willen op concrete grammaticale en syntactische vragen maakt deze rubriek deze serie juist heel waardevol. Dat geldt ook voor het deel op Ezra-Nehemia.

Andrew. E. Steinmann, Ezra and Nehemia, Concordia Commentary (Saint Louis: Concordia Publishing House, 2010), hardcover 675 pp., €59,99 (ISBN 96780758615961)

Dr. B.E.J. H. Becking, Ezra, Nehemia, De Prediking van het Oude Testament (Utrecht: Kok, 2017), hardcover 272 pp., €35,99 (ISBN 9789043528146)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s