De eenvoudigen wil God steeds gadeslaan

Het is heel moeilijk uit te maken hoe weinig kennis en zicht iemand kan hebben op de Bijbelse boodschap en toch een ware christen zijn. Deze vraagt speelt onder andere als mensen met een niet-christelijke achtergrond zich bij de kerk voegen. We kunnen echter ook denken aan hen die mochten opgroeien in een christelijk gezin, maar van wie gold dat hun ver­stan­de­lijke vermogens minder groot zijn. Er zijn mensen die voor ons onbereikbaar zijn omdat wij niet met hen kunnen communiceren. Het kan zijn dat het zelfs voor ouders niet tot nauwelijks merkbaar is of zij enig contact hebben met hun kind.

Wij mogen geloven dat opgroeien in de lichtkring van Gods verbond en gemeente, maar ge­zien hun zeer zware verstandelijke handicap door ons niet met de boodschap kunnen wor­den bereikt, voor God wel bereikbaar zijn. Hij kan en wil in het hart van het kleinste kind maar ook van hen die zeer zwaar verstandelijk gehandicapt zijn, Zijn liefde geopenbaard in Christus uitstorten. Daar mag om gebeden worden.

In de Dordtse Leerregels wordt betuigd dat als kinderen dan heel jong sterven godzalige ouders niet aan hun zaligheid behoeven te twijfelen. Dan mogen zij weten dat hun gebeden boven bidden en denken zijn verhoord. In het verlengde van wat wij geloven aangaande kleine kinderen geldt dit ook voor hen die zwaar geestelijk gehandicapt zijn.

Hoe ligt het als communicatie wel mogelijk is maar de verstandelijke vermogens toch erg gering zijn? Als het daar over gaat, denk ik aan het volgende. Tot één van de gemeenten die ik mocht dienen, behoorde een ongetrouwde man die onder het dak van zijn broer en schoonzus verbleef. Zondag ontbrak hij nooit in de kerk, ter­wijl de preek toch eigenlijk vrijwel geheel langs hem heen moet zijn gegaan.

Doordeweeks was hij er nooit. Dat moest vooral worden toegeschreven aan het feit dat toen hij een kind was er in die bewuste gemeente geen door­de­weekse diensten werden gehouden. Alles moest voor hem volgens een vast patroon verlopen. In dat patroon paste geen doordeweekse diensten. Hij kon auto rijden en was in staat zelf zijn kost te verdienen. Daardoor had je minder door hoe beperkt zijn bevattingsvermogen was.

Daar kwam ik pas echt goed achter, toen hij ernstig ziek werd. Zelfs het aller­eenvoudigste voor­beeld bleek feitelijk voor hem nog te moeilijk te zijn. Nooit zal ik de middag vergeten dat ik hem opzocht in het ziekenhuis nadat hij had gehoord dat hij ongeneselijk ziek was. In zijn ogen zag je grote angst. Angst voor het sterven en het ontmoeten van God, maar ook die angst kon hij nauwelijks verwoorden.

Hij mocht in eerste instantie naar huis en toen ik hem onder het dak van zijn broer en schoonzus bezocht, merkte ik direct dat de angst was verdwenen. Ik vroeg hem hoe dit kwam. Hij vertelde dat hij de Heere om een nieuw hart had gevraagd en dat gekregen had en nu niet meer bang was. Niet meer en niet minder. Bij doorvragen kwam er verder niets uit. Hij had om een nieuw hart gevraagd en als je God daarom vroeg, kreeg je het. Ik heb mij aanvankelijk wel eens afgevraagd hoe ik dit moest plaatsen.

Gelukkig is dat God de laatste Rechter is. Dit wil ik nog wel doorgeven dat hij ten slotte in het zieken-huis overleed. De dag waarop dat gebeurde, wees hij de zusters er nog op dat ook zij om een nieuw hart moesten vragen. Hij mocht weten dat hij het had gekregen, zo zei hij. Bij hem hoefde er nog maar één te gebeuren. Hij mocht gaan sterven, zo verwoordde hij dat, en dan zou hij bij de Heere zijn. Terugdenkend aan het ziek- en sterfbed van dit gemeentelid komt telkens weer in mijn gedachten op: ‘D’ eenvoudigen wil God steeds gadeslaan’ (Psalm 116:4; berijmd).

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s