Kerken in een kolenmijn

De Engelse prediker Rowland Hill (1745-1833) zei dat je desnoods naar een kolenmijn moest gaan om het Evangelie te horen. Dat lijkt op het eerste gezicht een merkwaardig advies. Wie echter bekend is met het kerkelijke leven in Engeland in de achttiende en negentiende eeuw, weet dat dit anders is. In de achttiende eeuw vond in de Angelsaksische wereld wat genoemd wordt de ‘Evangelical Awakening’ (Herleving van het Evangelie) plaats. De theologie en godsvrucht van reformatoren en puriteinen met hun prediking van het Evangelie van vrije genade kwam tot herleving.

Op 17 februari 1739 ging Whitefield in Kingswood ten zuiden van Bristol voor het eerst in de open lucht voor. In dit mijnwerkersdistrict was geen kerkgebouw. Zo’n tweehonderd mijnwerkers, met hun vrouwen en kinderen meegerekend, kwamen deze eerste keer onder zijn gehoor. Onder de prediking zag men de tranen van de mijnwerkers stromen over hun met kolengruis bedekte gezichten. Het vormde het begin van de vele openluchtpreken die Whitefield heeft gehouden. In Kingswood zaten op een gegeven moment duizenden mijnwerkers onder het gehoor van Whitefield.

Whitefields vriend en studiegenoot John Wesley heeft vele malen het woord in Newcastle (bekend om zijn kolenmijnen) bediend. De vrienden van ‘Evangelical Awakening’ kregen de naam methodisten. In Engeland kwam een groot deel van de methodisten tenslotte buiten de Anglicaanse Kerk te staan. Een van de redenen was dat de methodisten veel ruimte gaven voor zogenaamde oefenaars of leken-predikers. Dat zijn predikers die zonder dat zij een theologische opleiding hebben genoten, het Woord gaan verkondigen. De methodisten hebben dat verantwoord door erop te wijzen dat de honger naar het Woord van God zo groot was, dat als men geen lekenpredikers toeliet, velen van de levende ver-kondiging van het Woord verstoken zouden blijven.

Trouwens, lekenpredikers werden niet alleen aangesteld. Soms gingen mannen zonder theologische opleiding er spontaan toe over om voor vrienden en bekenden een stichtelijke toespraak te houden. Meer dan eens werd zo’n samenkomst op de den duur een gemeente. In Nederland hebben we in de negentiende en twintigste eeuw eenzelfde verschijnsel in de kring van de Afgescheidenen gezien.

In Engeland vond je niet in de laatste plaats onder mijnwerkers lekenpredikers of oefenaars. Het kon gebeuren dat een ruimte boven een mijnlokaal de plaats van samenkomst voor een groep geïn-teresseerde hoorders werd. Een bekend voorbeeld van een mijnwerker die voorganger werd is Billy Bray, een mijnwerker uit Cornwall. In 1832 ontsnapte hij ternauwernood aan een mijnincident. Deze gebeurtenis leidde in datzelfde jaar tot zijn bekering. Onmiddellijk begon hij mensen om hem heen aan te spreken. Op eigen initiatief liet hij drie chapels (zo worden in Engeland de kerkgebouwen genoemd van predikanten die niet door de staat worden betaald) bouwen.

De prediking van de meeste van deze oefenaars was niet nauwkeurig exegetisch. Ook leerstellig viel er nog al eens wat op aan te merken. Toch zijn vele van deze predikers, al was het vaak in kleine kring, tot zegen geweest. Dat kwam omdat zij gedreven werden door de liefde van Christus en daarom het behoud van hun hoorders zochten. De bekende Charles Haddon Spurgeon is op vijftienjarige leeftijd onder de prediking van een oefenaar die tot de Primitive Methodists behoorde, tot bekering gekomen.

Overvallen door een sneeuwstorm kon hij het kerkgebouw van de gemeente in Cholcester waartoe hij behoorde niet bereiken. Het eerste kerkgebouw dat hij zag, ging hij binnen. Het was een kerkgebouw van de Primitive Methodists. Vanwege de storm was ook de predikant niet komen opdagen.

Spurgeon vertelt zelf in zijn autobiografie dat tenslotte een schoenmaker, kleermaker of iemand van een dergelijk beroep de preekstoel beklom en een stichtelijk woord sprak naar aanleiding van Jes. 45:22: ‘Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde.’ De Engelse vertaling heeft voor: ‘Wendt naar Mij toe.’ ‘Ziet op Mij.’ Zelfs de tekst kon de man niet goed uitspreken. Hij deed niet veel meer dan zijn tekst herhalen. Na ongeveer tien minuten zag hij de vijftienjarige Charles Haddon Spurgeon onder de galerij zitten.

Hij richtte zich tot Spurgeon en zei: ‘Jongeman, u ziet er zeer ongelukkig uit en u zult dat altijd blijven – ongelukkig in dit leven en ongelukkig in de dood – als u het gebod, vervat in mijn tekst, niet gehoor-zaamt, maar indien u nu, op dit ogenblik eraan gehoorzaamt, dan zult u behouden worden.’ Spurgeon gaat dan verder en vertelt dat de prediker zijn handen opheft en met een zo luide stem als alleen Primitive Methodists het kunnen, riep: ‘Jongeman, zie op Jezus Christus. Zie, zie, zie. U hebt niets anders te doen dan te zien en te leven.’ Door deze preek werd de jonge Spurgeon in de vrijheid van de kinderen van God gesteld.

Aardig om te weten is dat het bewuste gebouw nu in het bezit van een gemeente is waarin de Bijbelse en gereformeerde leer wordt verkondigd. Toen een oud-catechisante voor een half jaar op stage in Colchester verbleef, heeft zij op mijn advies als gast met deze gemeente meegeleefd en mij later vertelt dat zij hier hetzelfde Evangelie mocht horen als haar ouders haar hadden voorgehouden en ook hetzelfde als door mij in de gemeenten die ik mocht dienen, werd verkondigd, en ik nu nog als gast-prediker verkondig. Zo mocht zij heel concreet iets bemerken van het feit dat er één heilige, algemene, christelijke kerk is.

Plaats een reactie