
In mijn bespreking van het boek van Arnold Huijgen Lezen en laten lezen stond in de volgende pas-sage het Latijnse woord ‘increpat’. Dit moet zijn ‘obrepserit’. Het Latijns Nederlands woordenboek onder redactie van prof. dr. Harm Pinkster geeft bij het werkwoord obrēpo de volgende betekenis: ‘sluipend naderen, binnensluipen, verrassen.’ Inhoudelijk maakt het voor de zaak waarom het gaat, geen verschil De passage moet luiden:
Het voorbeeld dat Huijgen gebruikt namelijk dat Calvijn stelt dat in Mat. 27:9 de naam Jeremia een fout is, is juist geen bewijs voor wat hij beweert. Calvijn gebruikt hier namelijk het woord ‘obrepserit’ (ingeslopen). Kennelijk denkt hij aan een overschrijvingsfout. Ik ga nu niet in op de vraag of deze sug-gestie van Calvijn juist is. Echter, duidelijk is dat ook Calvijn de houding heeft dat de Schrift geen echte tegenstrijdigheden bevat.
In de Engelse vertaling van William Springle wordt ‘obrepserit’ vertaald als ‘put down by mistake’. In de Nederlandse vertaling van A. Brummelkamp lezen we de weergave ‘’mistasting’.
Hoezeer Calvijn de Schrift harmoniserend las blijkt al uit de titel van zijn uitleg van de eerste drie evangeliën: De Evangeliën van Mattheüs, Markus en Lukas in onderlinge overeenstemming gebracht en verklaard.
Voor wie zich breder in de Schriftvisie van Calvijn wil verdiepen waaronder de context van het citaat uit Mat. 27:9, verwijs ik naar:
John Murray, ‘Calvin’s Doctrine of the Scripture’, in Collected Writings, Volume 4: Studies in Theology (Edinburgh: The Banner of Truth, 1982).
J.I. Packer, ‘John Calvin and the Inerrancy of Holy Scripture’, in John D. Hannah (red.), Inerrancy and the Church (Chicago: Moody Press, 1984).
B.B. Warfield, Calvin and Calvinism (New York: Oxford University Press, 1931), met name het artikel ‘Calvin and the Knowledge of God’ is van belang.
John D. Woodbrige, Biblical Authority (Grand Rapids: Zondervan, 1982).