
De laatste decennia is er een wereldwijde beweging ontstaan die propageert dat de homoseksuele praxis volkomen legitiem is. Zeker op het noordelijke halfrond moeten kerken tegen de maatschappe-lijke trend ingaan als zij geen plaats willen geven aan duurzame homoseksuele relaties. In Nederland was de Remonstrantse Broederschap de eerste kerk die hieraan ruimte bood. Later volgden zowel de Hervormde Kerk als de Gereformeerde Kerken.
Samenwonende homoseksuele stellen werden toegelaten aan het Heilig Avondmaal. Het samen-wonen van met een persoon van hetzelfde geslacht was geen verhindering om een ambt te bekleden. Ook werden in meerdere gemeenten homoseksuele relaties in een kerkdienst gezegend. Wel ontbrak voor dit alles feitelijk een kerkordelijk fundament. Toen de Hervormde Synode al ver voor 2004 be-sloot dat op homoseksuele relaties geen censuur mocht worden uitgeoefend, gaf de generale commis-sie voor opzicht en tucht dan ook binnen een week aan dat zij zich niet aan dit besluit gebonden wist.
Eén van de dingen die in 2004 met de vorming van de PKN veranderden was dat homoseksuele relaties een plaats kregen in de kerkorde en in aansluiting daarop ook in het dienstboek een formulier werd opgenomen voor het zegenen van deze relaties. Maar een plaatselijke gemeente kon niet worden verplicht tot het zegenen van homoseksuele relaties. Zo was er sprake van een compromis. Dat bleek ook uit het feit dat voor het klassieke huwelijk gesproken werd van ‘inzegenen’ en voor homoseksuele relaties van ‘zegenen.’
Dit compromis staat inmiddels binnen de PKN behoorlijk onder druk. Vooral de vrees dat het opgeven ervan tot kerkscheuring zal leiden weerhoudt de leiding van de PKN ervan het compromis op te geven. Of een gemeente werkelijk de mogelijkheid heeft om tucht over een homoseksuele relatie uit te oefenen binnen de PKN zal moeten blijken als er een klacht wordt ingediend. Zo’n klacht kan in principe worden verwacht vanuit een gemeente die zelf al verdeeld is op dit punt. Waar een gemeente in overgrote meerderheid aan het Bijbelse getuigenis vasthoudt, zal de betrokkenen altijd worden geadviseerd naar een andere gemeente over te stappen.
Voor menige hervormde ter linkerzijde, was de officiële plaats die homoseksuele relaties kerkordelijk kregen een belangrijker reden om mee te gaan in de PKN dan de acceptatie van de lutherse belijdenis naast de gereformeerde. Een aantal hervormden ter rechterzijde die zich zonder reserve gebonden wisten aan de gereformeerde belijdenis en het Bijbelse getuigenis over homoseksualiteit, gingen wel mee met de PKN vanuit de overweging dat men plaatselijk nog de ruimte behield in leer en leven naar Schrift en belijdenis te prediken en te handelen. Met ere mogen zij die dat doen hier genoemd worden.
Dat neemt niet weg dat zij niet alleen binnen de PKN maar – naar het zich laat aanzien – ook binnen de Gereformeerde Bond een minderheid vormen. Vooraanstaande theologen binnen de Gereformeerde Bond zien geen bezwaren in homoseksuele relaties. Onder degenen die er wel bezwaar tegen hebben zijn er die een homoseksuele relatie als een noodoplossing zien. Zij menen dat dat een duurzame homoseksuele relatie op zich geen verhindering is het nieuwe Jeruzalem binnen te gaan. saSlechts een enkele doctor in de theologie binnen de kring van de Gereformeerde Bond is het hier niet mee eens en houdt publiekelijk vast aan de Schrift.
In Schotland vond geen kerkfusie plaats waarin deze materie een belangrijke plaats had en het speelde ook geen rol in een kerkscheuring. Wel hebben meerdere predikanten en gemeenten vanaf 2011 de nationale Kerk van Schotland verlaten, nadat de generale synode in 2009 besloot dat het samen-wonen met een persoon van hetzelfde geslacht geen verhindering is voor het predikantschap. Pogingen om deze beslissing terug te draaien hadden geen resultaat. Heel nadrukkelijk werd in 2011 de beslissing van 2009 bevestigd.
Inmiddels hebben zo’n 50 predikanten en 25 gemeenten zich losgemaakt van de Kerk van Schotland. Onder hen behoren ook vooraanstaande en wereldwijd bekende predikanten en theologen als Sinclair Ferguson en Ian Hamilton. De meeste predikanten die de kerk van Schotland verlieten onder wie Ferguson en Hamilton gingen over naar de Free Church. Dat gold ook voor gemeenten. Een aantal predikanten en gemeenten in grote steden kozen voor de International Presbyterian Church. Een enkeling ging nog weer een andere weg.
Een van de predikanten die de Kerk van Schotland verliet was David J. Randall. Van 1971 tot 2010 diende hij in de parochie van Macduff. Binnen de Kerk van Schotland had hij een vooraanstaande plaats. Randall wil vooral niet neerzien op hen die geen moeite hebben met homoseksueel gedrag. Immers een bepaald gedrag veroordelen is iets anders dan neerzien op hen die zich eraan overgeven. De taak van de kerk en van elke christen is immers om hen die de brede weg bewandelen voor Christus en Zijn dienst te winnen. Helderheid in getuigenis moet dan gepaard gaan met liefde en bewogenheid voor hen die dreigen verloren te gaan.
Randall weet ook dat er nog altijd predikanten binnen de Kerk van Schotland zijn die inzake huwelijk en seksualiteit onverkort aan het Schriftgetuigenis vasthouden. Zelf kon hij die Kerk niet meer blijven dienen. Want naar zijn inzicht hoort de Kerk in haar belijdenis en het uitleven daarvan een stad op een berg en een licht op een kandelaar te zijn. In een samenleving en met een overheid die seksuele diversiteit bevordert, is een kerk die niet onverkort vasthoudt aan de Schrift, geen veilige plaats meer voor hen die dat wél willen doen.
In A Sad Departure: Why we could not stay in the Church of Scotland motiveert Randall zijn verdrietige vertrek uit de Kerk van Schotland. De theologische commissie van deze kerk die de materie bestudeerde gaf unaniem aan dat de Bijbel zelf geen ruimte laat voor duurzame homosek-suele relaties. Desondanks besloot een ruime meerderheid van de nationale synode een andere weg te gaan. Men acht het Bijbelse getuigenis niet gezaghebbend voor alle eeuwen, omdat het in een andere tijd klonk dan de onze.
Randall geeft aan dat deze beslissing niet los staat van het feit dat men al lang andere aspecten van het Bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit niet meer handhaafde. Bij voorbeeld: menig predikant stelt in gesprek met stellen die willen trouwen niet meer aan de orde of men op het huwelijk heeft vooruit gegrepen. Men gaat ervan uit dat dit zo massaal gebeurt dat het niet zinvol is deze zaak nog te bespreken, laat staan er tegen te waarschuwen. We kunnen ook denken aan de relatie tussen huwelijk en kinderzegen. Zijn boekje is dan ook niet in de laatste plaats een appel om aan deze dingen in prediking en pastoraat het Schriftgetuigenis recht te doen.
Het is verdrietig dat de Kerk van Schotland die al veel langer dwaling tolereerde, nu op landelijk niveau dwaling propageert. Hiermee was voor Randall en anderen de grens bereikt. Hij wijst er ook op dat binnen deze kerk vaak op postmoderne wijze nog een plek aan orthodoxe belijders wordt gegund: je mag nog steeds de persoonlijke overtuiging hebben, dat mensen die zich niet bekeren van een duurzame homoseksuele relatie het Koninkrijk van God niet kunnen binnen gaan, als je dat in een kerkelijke vergadering maar niet hardop zegt.
In het door Randall geschreven boek komt het Schriftgetuigenis met betrekking tot homoseksualiteit ruimschoots aan de orde en weerlegt hij de argumenten dat een duurzame homoseksuele relatie geoorloofd is of in ieder geval mag worden getolereerd. Het boek biedt een goed zicht op de strijd die ook in het buitenland gevoerd wordt om als kerk bewaard te blijven bij het Bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit. Ik kan het daarom van harte aanbevelen.
David J. Randall met een woord vooraf door Sinclair B. Ferguson, A Sad Departure. Why we could not stay in the Church of Scotland (Edinburgh: Banner of Truth, 2015), paperback 198 pp., £6,75 (ISBN 9781848716612)