
Naar aanleiding van het feit dat kerken met een gedragscode voor pastorale zorg aan lhbti’ers te maken krijgen, legde CIP (Christelijk Informatieplatvorm mij een aantal vragen voor. Omdat men maar weinig ruimte beschikbaar had, werd een verkorte versie van mijn antwoorden geplaatst. Daarom plaats ik nu de volledige versie hier.
1 Minister Hugo de Jonge heeft aangekondigd dat kerken die pastorale zorg bieden aan lhbti’ers met een gedragscode te maken krijgen. Wat vindt u van deze aankondiging?
Bij die aankondiging heb ik veel vragen. Op geen enkele wijze laat de aankondiging zien dat de christelijke kerk de volle vrijheid blijft houden om in prediking en pastoraat op te komen voor het Bijbelse getuigenis met betrekking tot huwelijk en seksualiteit. De kerk van Christus mag nooit verzwijgen dat seksuele reinheid en heiligheid nodig is om het koninkrijk van God te kunnen binnengaan. Voor de kerken zelf is wel van belang dat het leven naar het Bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit geplaatst wordt in het kader van de geloofsvereniging en geloofsgemeen-schap met Christus. Ik denk aan de woorden van Paulus in ”Van Wie ik ben en Die ik ook dien.” (Hand. 27:23).
2 Met de code komt De Jonge tegemoet aan de wens van een Kamermeerderheid om in actie te komen tegen zogenaamde homogenezingspraktijken. Hoe staat uzelf tegenover homogenezing? Gelooft u dat het überhaupt mogelijk is om een andere geaardheid aan te nemen?
Ik zal nooit het woord genezing gebruiken. Dat woord gebruik je voor een ziekte en dat zijn homo-seksuele gevoelens niet. Homoseksuele gevoelens zijn gevoelens die je niet los kan zien van de zondeval. Dat is iets anders dan een ziekte. Sinds de zondeval is bij iedereen de seksualiteit ontregeld. Iedereen moet een strijd voeren tegen zijn of haar zondige gevoelens. De een op dit terrein, de ander op dat terrein. Denk aan de woorden van de Heere Jezus: ‘’Wie een vrouw aanziet om haar te begeren heeft al overspel met haar gedaan in zijn hart.’’ (Mat. 5:28).
In het algemeen ga ik er niet vanuit dat een homoseksuele gerichtheid verdwijnt. Het is wel van belang dat wij heilig leven, omdat dit ook is wat de Bijbel van ons vraagt. Dat betekent dat wij seksualiteit reserveren voor het huwelijk tussen een man en een vrouw. Dat is met name voor jonge mensen een strijd en voor alleengaanden, maar het is Israëls God Die krachten wil geven. Ik wil echter niet cate-gorisch uitsluiten dat homoseksuele gevoelens kunnen gaan sluimeren. Niet bij iedereen zitten ze even diep. Denk aan biseksualiteit. Aan dit aspect lijkt de minister geheel voorbij te gaan.
3 Heeft u ervaring met pastoraal werk op dit gebied? En zo ja, hoe ging u of uw kerkenraad om met iemand die te maken heeft met homoseksuele gevoelens?
Ik heb inderdaad in het pastoraat te maken gehad met gemeenteleden – en ook christenen van buiten mijn gemeente – die worstelden met homoseksuele gevoelens. Hierbij heb ik deze mensen altijd in liefde nabij willen staan, juist ook door hen te bemoedigen vanuit Gods Woord. Leven in seksuele onthouding is niet eenvoudig. Maar wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Ook wie naar Gods Woord wil leven kan falen en diep struikelen. Als we daarin onze schuld belijden en terugkomen op de zondige weg die wij insloegen, is er bij God vergeving. God is heiliger, maar ook barmhartiger dan mensen.
Voor christenen die worstelen met homoseksuele gevoelens, is het van groot belang dat zij zich in hun strijd gesteund weten door christenen om hen heen. Christenen die echt vrienden voor hen willen zijn. Wie de Bijbel aanvaardt als de stem van God, mag ook weten dat niet het huwelijk, hoezeer ook een gave van God, het hoogste goed is maar God Zelf. Het huwelijk is niet voor iedere christen weggelegd. Maar wie echt een christen is, mag weten dat het goed is nabij God te zijn. Dat geldt als we gehuwd zijn, gehuwd zijn geweest of nooit zijn gehuwd.
In een van mijn gemeenten kwam een jongeman – die met de kerk gebroken had- over tot de gemeente die ik diende. Ik heb vrijmoedigheid dit door te geven omdat de bewuste jongeman het een en ander zelf in een interview heeft gedeeld. Hij had op het punt gestaan te trouwen met zijn vriend, maar verbrak die relatie. Juist omdat hij wist dat ik in de prediking een Bijbels getuigenis gaf over (homo)seksualiteit kwam hij onder mijn gehoor. Hij wilde, zo zei hij, geen zand in de ogen gestrooid krijgen als het ging om de ontmoeting met Christus op de jongste dag. Hij vroeg mij of hij mocht bidden dat zijn homoseksuele gevoelens mochten verdwijnen.
Ik heb geen ‘nee’ gezegd, maar wel geantwoord dat hij eraan toe moest voegen: ‘Niet mijn wil maar Uw wil geschiede.’ Suggereer je dat zo’n gebed hoe dan ook wordt verhoord dan kan dat tot moede-loosheid aanleiding geven en is de kans op terugval in zondig gedrag dubbel zo groot. Deze jongeman is op een gegeven moment geëmigreerd en trouwde vervolgens met een vrouw. Dat kan ik Bijbels gezien toch niet veroordelen?! De minister gaat niet uit van de Bijbel, maar van menselijke zelf-ontplooiing, maar waarom gaat hij die dan begrenzen?! Hij legt de normen en waarden die hijzelf hanteert dwingend aan anderen op. Het is een soort seculiere theocratie die hij voorstaat.
4 De hoofdredactie van het Reformatorisch Dagblad is zeer kritisch op de gedragscode. Het RD vindt tegelijkertijd dat het rapport, waar de gedragscode op gebaseerd is, kerkelijk Nederland een spiegel voorhoudt. De hoofdredactie erkent dat “uitspraken vanaf de kansel en in pastorale gesprekken jonge homo’s ernstig hebben beschadigd”. Deelt u dit en heeft u spijt van uitspraken uit het verleden?
Er zijn zeer zeker vanaf de kansel en in het pastoraat uitspraken gedaan die bijbels gezien niet door de beugel kunnen. Een voorbeeld hiervan is een uitspraak als dat homoseksuele gevoelens een keuze zijn. Echter, sinds de zondeval overkomen ons allerlei gevoelens die niet behoren bij het goede beeld van God. Het is wel zaak dat wij niet aan deze zondige gevoelens toegeven. Voor iedere christen is het dan ook nodig dat wij elke dag vragen dat wij door Gods Geest steeds weer opnieuw de vergevende en vernieuwende liefde van God in Christus ervaren. Zo alleen kunnen we staande blijven in de strijd tegen onszelf.
Meer dan eens is ook gesuggereerd, of uitdrukkelijk gesteld, dat wie last houdt van homoseksuele gevoelens geen christen kan zijn. Zo’n houding is volstrekt onbijbels. Als het gaat om strijd tegen zondige gevoelens, geeft de Bijbel geen garantie dat er gevoelens zijn waarvoor dit niet geldt, omdat zij bij de bekering of bij een nauw leven met God hoe dan ook verdwijnen.
Ik heb de exacte woorden van het RD niet gelezen, omdat ik al enige tijd geen abonnee ben. Ik zie deze krant niet elke dag, maar gelet de briefwisseling van de hoofdredacteur met John Lapré (Kamphuis) en ook de houding van het RD bij de Nashville Verklaring hoor ik dit met zeer gemengde gevoelens aan. Nog voordat de Nashville-werkgroep in de publiciteit was getreden, kregen twee christelijke gerefor-meerde hoogleraren gelegenheid hun kritiek op Nashville te spuien. Daarbij ging het om hoogleraren, die weliswaar homoseksuele relaties niet in lijn met het Bijbelse getuigenis zien, maar toch menen dat het een noodoplossing kan zijn of dat de Schrift hierover geen uitspraak doet.
Daarin hebben zij overigens dezelfde lijn als de vereniging Hart voor homo’s. Die ziet het leven volgens Bijbelse getuigenis van huwelijk en seksualiteit wel als de beste en de veiligste weg, maar niet als de enige. Wie niet uitdrukkelijk durft te zeggen dat een seksuele relatie buiten het klassieke huwelijk hoe dan ook niet te verenigen is met christen-zijn, zal niet alleen kritiek hebben op de Nashville Verklaring, maar ook het klassieke huwelijksformulier en de zondagen 32 en 42 van de Heidelbergse Catechis-mus niet zonder meer voor zijn rekening nemen.
Bij de christelijke gereformeerde hoogleraren was felle kritiek op de toon en op de inhoud van de Nashville Verklaring, maar het feit dat er in eigen kerkelijke kring al jaren gemeenten zijn die openlijk aangeven geen moeite te hebben met homoseksuele relaties werd niet eens benoemd, laat staan dat men blijk gaf van verontrusting hierover. Dat heeft me verdriet gedaan. Mijn bede is dat zij van de heilloze weg terugkeren.
Daarnaast moeten we ook bedenken dat zowel in het licht van de gereformeerde belijdenis als op basis van het erfgoed dat alle klassieke christenen delen, een gemeente die homoseksuele relaties accepteert of tolereert niet als een openbaring van de heilige, katholieke christelijk kerk kan worden gezien. Het huwelijk tussen één man en één vrouw is immers door de eeuwen heen door kerken wereldwijd gezien als de manier waarop God dit in de schepping heeft ingesteld.
Het RD geeft ruimte voor Bijbelse geluiden waar andere media dit niet meer doen. Er zijn een aantal zeer positieve redacteuren. Daar ben ik heel dankbaar voor, maar tegelijkertijd is de koers van de hoofdredactie soms wel heel aarzelend. Als in een hoofdredactioneel commentaar het thema van homoseksualiteit ter sprake komt, is de doorgaande lijn dat begrip gevraagd wordt voor hen die deze gevoelens hebben, maar dat de oproep tot bekering en een heilig leven (zoals dat voor ons allemaal nodig is) consequent ontbreekt. Er wordt niet verwoord dat het volgen van het Bijbels getuigenis van het huwelijk handelt om een zaak die de eeuwige zaligheid aangaat (zie bijv. 1 Kor. 6:9-11). Dat kerken en christenen hierin ook nalatig zijn, komt nauwelijks naar voren. Verdrietig vind ik dat het RD zo zelf meewerkt aan het verschuiven van de panelen in de gereformeerde gezindte.
Het is van levensbelang dat kerken, christenen en christelijke media aangeven dat men vanuit de gestalte van de Heere Jezus wil vasthouden aan het Bijbelse getuigenis van huwelijk en seksualiteit, hoezeer dit getuigenis ook haaks staat op wat onze samenleving denkt. De Heere Jezus zag ieder mens als een verloren zondaar die alleen door geloof in Hem vrede met God kan krijgen. Tegelijkertijd liet Hij in heel Zijn optreden zien dat niemand buiten het bereik van Gods vergevende en vernieuwende liefde is en dat die vergeving en vernieuwing voor iedereen nodig is en niet slechts voor een bepaald soort mensen. Denk aan de gelijkenis van de verloren zoon. Die gelijkenis moeten de kerken in al haar aspecten ernstig nemen.
Zoals Paulus een appel deed op zijn Romeins burgerrecht, zo mogen we onze overheid vragen de vrijheid van meningsuiting, godsdienst en onderwijs niet aan banden te leggen. Hierbij mag het wel onze troost zijn dat, hoe het ook gaat, wij mogen weten: De Heere regeert en de poorten van de hel zullen Zijn gemeente nooit overweldigen (vlg. Mat. 16:18).