
Inleiding
Een christen heeft in ieder geval liefde voor de Bijbelse geschiedenis. Liefde tot de kerkgeschiedenis ligt in het verlengde ervan. Het is waar: wij mogen de kerkgeschiedenis niet op één lijn stellen met de geschiedenis verhaald in de Bijbel. Alleen op de laatste staat het stempel van de Heilige Geest. De Bijbel is de enige bron en norm van het geloof. Echter, wij mogen ook weten dat Christus nooit zonder onderdanen is geweest of zal zijn. Zo komen
we bij de kerk en haar geschiedenis. Het is van belang te weten wat God in vorige generaties heeft gedaan. Gaan we naar ons eigen land en naar de meer recente kerkgeschiedenis dan zijn er binnen de Hervormde Kerk meerdere getrouwe predikers geweest. Alleen tot onze eigen schade stellen we ons daarvan niet op de hoogte.
Bekering
Eén van die getrouwe predikers was ds. D.Th Keck (1878-1945). Zijn laatste gemeente was Staphorst. Mijn vader heb ik meer dan eens over ds. Keck gehoord. Hij heeft als kind en jongeman hem vaak horen preken in de Hervormde evangelisatie van Lekkerkerk. Hij vertelde dat ds. Keck heel klein over zichzelf dacht. Hij wenste te staan in de vrijheid van Christus maar durfde dat van zichzelf niet te belijden dat dit het geval was.
Ds. Keck was afkomstig uit ethisch hervormde kring. Bij zijn studie theologie had hij intensief contact met zijn medestudent Pieter Zandt. Met hem deelde hij de warme belangstelling voor de zending. Zandt had een godvrezende moeder. Hij groeide in zijn studententijd weg van datgene waarbij hij was opgevoed, maar werd tegen het einde van zijn studententijd stilgezet. Ds. Keck kwam in zijn eerste gemeente Est tot bekering. Na Est diende hij de gemeente van Zuilichem.
In zijn tijd werd de Gereformeerde Kerk van Zuilichem gediend door ds. G. van Velzen, overigens geen familie van ds. S. van Velzen één van de vaders van de Afscheiding. Geestelijk voelden ds. Keck en ds. van Velzen zich zeer met elkaar verbonden. Beide predikanten mochten vrucht op hun bediening zien. Ds. G. van Velzen vertrok van Zuilichem naar Middelharnis. Hij kreeg daar de naam van ‘Gods oude knecht van Flakkee’. Toen hij met emeritaat ging en zijn opvolger een andere koers uitzette, ontstond daar een Christelijke Gereformeerde Kerk.
Afzetting als hervormd predikant en terugkeer tot de Hervormde Kerk
Ds. Keck kreeg in de tijd dat hij in Zuilichem stond contact met ds. Paauwe. Evenals hij was ds. Paauwe van ethische afkomst en ook ds. Paauwe was in zijn eerste gemeente tot bekering gekomen. In de strijd van ds. Paauwe die weigerde jonge mensen die in een vrijzinnige gemeente belijdenis hadden afgelegd in te schrijven in het lidmatenboek, koos hij nadrukkelijk de zijde van ds. Paauwe. Hij heeft met hem gecorrespondeerd. In zijn volgende gemeente Bergambacht zou ds. Keck om een soortgelijke reden als ds. Paauwe in conflict komen met de kerkelijke besturen. Hij weigerde kinderen die gedoopt waren in de vrijzinnige gemeente van Stolwijk in te schrijven in het doopboek. Evenals bij zijn vriend ds. Paauwe het geval was, leidde dit tot zijn schorsing. Te Bergambacht ontstond een noodgemeente.
In deze tijd heeft ds. Keck wel voor de kring rond ds. Paauwe gepreekt zowel in Den Haag als Bennekom. Op een classis van de Gereformeerde Gemeenten werd de vraag gesteld of men ds. Paauwe en ds. Keck niet mocht laten voorgaan. Ds. Kersten wilde hiervan echter niet weten. Het laat wel zien dat men zich binnen de Gereformeerde Gemeenten aan deze predikanten verwant wist. Door steeds intensiever contact met zogenaamde rechtsonkerkelijke gezelschapsmensen als Manus van der Hoven en Piet de Bie kwam ds. Keck tot het besluit zijn ambt neer te leggen. Echter, toen Piet de Bie hem aanraadde de kinderen die na zijn afzetting waren geboren, in de Hervormde Kerk te laten dopen, leidde dit bij ds. Keck tot het inzicht dat hij in zijn handelen had gedwaald en de Hervormde Kerk niet had mogen verlaten. Als hij in de Hervormde Kerk zijn kinderen kon laten dopen, behoorde hij daar ook het Woord te verkondigen.
In tegenstelling tot zijn vriend Paauwe keerde ds. Keck met schuldbelijdenis terug tot de Hervormde Kerk. Hij ging ervan uit dat de rechtsonkerkelijke vrienden nu niets meer van hem wilden weten. Dat viel overigens alles mee. Zonder hem bij te vallen veroordeelden zijn vrienden hem niet. Ds. Keck is dan ook een ander weg gegaan dan ds. Paauwe. Deze radicaliseerde steeds meer in zijn visie op de kerk en meende dat binnen de kerken van Nederland de waarheid Gods niet meer werd verkondigd. Zijn oordeel over de afgescheiden kerken was daarbij niet minder negatief dan over de Hervormde Kerk.
Niet geheel duidelijk is mij hoe ds. Keck over de leerstellige opvattingen van ds. Paauwe dacht. Omge-keerd is mij uit wat ik over ds. Paauwe heb gelezen, niets bekend over hoe hij de kerkelijke gang en opvattingen van ds. Keck, met wie hij zo’n nauwe vriendschap heeft gehad, heeft beoordeeld. Ds. Keck kon een onderscheid maken tussen het ontvangen van genade en het ontvangen van Christus. Ds. Paauwe verwierp deze onderscheidingen juist heel radicaal. Het hanteren ervan was voor hem één van de redenen dat hij meende dat God met Zijn Geest van de kerken van Nederland was geweken. Zeker is, dat ds. Keck tot aan zijn dood toe in onderscheid met ds. Paauwe, een strijd heeft gekend over de vraag of hij wel werkelijk in Christus geborgen was. Het lijkt mij dat hij ook minder strak dog-matisch dacht dan ds. Paauwe en veel pastoraler was ingesteld.
Na zijn terugkeer tot de Hervormde Kerk diende ds. Keck de gemeenten van Garderen, Heteren en Staphorst. Daar ging hij in 1943 met emeritaat. Daarna verleende hij nog pastorale hulp in de evangelisatie Elim te Zwolle. Betreurenswaardig is dat ds. Keck het antichristelijke karakter van het nazisme niet heeft onderkend. Hij zag de Duitse bezetting niet alleen als een oordeel van God, maar blijkens een brief van zijn zoon die als vrijwilliger tot de Waffen-SS was toegetreden, hoopte hij ook op een Duitse overwinning. Deze zoon Karel kreeg overigens zelf wel oog voor het feit dat het fascisme geen minder grote dreiging was voor het christelijke geloof dan het communisme en heeft dat zijn vader ook geschreven. Ds. Keck heeft niet meer meegemaakt dat deze zoon, die gewond in handen van het verzet raakte, door het verzet werd gedood.
Prediking
Tot aan zijn levenseinde heeft ds. Keck geworsteld met de zekerheid van het geloof. Op de kansel gaf hij dat vaak openlijk aan. Op tweede paasdag 1944 hield hij in Staphort een preek over de verschijning van de Heere Jezus aan Maria Magdalena. Ik kwam in de preek een zin tegen die ik u niet wil onthouden: ‘Er is een geloof dat zichzelf kan redden, maar het ware geloof heeft voor ieder stapje de Heere nodig.’ Hij zegt ook in deze preek dat het een ware christen niet om de hemel als zodanig is begonnen, maar ook Christus. Voor een ware christen is het groot, om al is het maar door een kier de Bruidegom van zijn ziel te mogen zien.
Levenseinde
Op zijn sterfbed is ds. Keck tot de volle zekerheid van het geloof gekomen. Toen zijn zielenvriend Looijen uit Andelst de ziekenkamer binnenkwam, riep hij uit: ‘Het kan, het kan, het kan.’ Hij meende dat Gods volk verwonderd zou zijn, wanneer hij zou binnenkomen. Ds. Jac. van Dijk, die evenals ds. Keck in Garderen heeft gestaan en naar zijn eigen getuigenis de invloed van ds. Keck op huisbezoeken bemerkte, zei in een preek: ‘Maar Gods volk was niet zo verwonderd als ds. Keck zelf, want zij wisten wel dat ds. Keck een gekende des Heeren was, alleen hijzelf twijfelde er zo aan.’
Ds. Van Dijk heeft trouwens ook meer dan eens verteld dat als hij Looijen bezocht, Looijen hem vroeg: ‘Heb je wel eens gehoord, hoe mijn zielenvriend ds. Keck is gestorven?’ Ds. Van Dijk gaat dan verder: ‘Als ik nee zei, loog ik en zei ik ja, dan vertelde hij het niet. Daarom zei ik niets, als mij die vraag werd gesteld en zat maar wat aan mijn schoenveter. Dan vertelde Looijen opnieuw over het ruime sterven van ds. Keck. Het verveelde mij nooit het te horen en elke keer als mij het werd verteld, deed het mij goed.’