
In 1961 schreef de christelijke gereformeerde predikant ds. J.H. Velema in De Wekker een artikel waarin hij de vinger legde bij ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Een kerk-verband dat in 2004 opging in de PKN. De ontwikkelingen waarover Velema toen zijn verontrusting uitte, voltrekken zich nu in andere delen van de gereformeerde gezindte waaronder het kerkverband waartoe Velema bij zijn leven behoorde. Ook nu lijkt er vooral van een geruisloze revolutie sprake te zijn. Evenals in de Gereformeerde Kerken in Nederland is toenemende waardering van de theologie van Karl Barth en zijn geestverwanten een belangrijke factor in het weg groeien van de klassieke visie op de Schrift en de innerlijk binding aan de gereformeerde belijdenis.
Alleen de Heere bewaart Zijn kerk. Wij kunnen ontwikkelingen niet keren. De Heere kan wel ontwikkelingen ombuigen. Hij wil wel dat wij onze stem laten horen. Ook hierin geldt dat het geloof uit het gehoor is. Vanuit die overtuiging geef ik wat Velema destijds in De Wekker schreef op deze weblog door.
Inleiding
Het is geen nieuw thema, dat we in dit artikel aan de orde stellen, maar het blijkt nodig te zijn opnieuw de aandacht te vestigen op allerlei verschijnselen, die de laatste weken aan de orde waren en die menigeen met zorg vervullen. Verschijnselen, die ons allen tezamen de indruk geven dat een geruisloze revolutie zich bezig is te voltrekken in het christelijke leven van deze tijd. We bedoelen hiermee niet dat er allerlei verschuivingen aan de orde zijn, die gegeven zijn met de veranderende wereld, waarin wij vandaag leven. Verschuivingen zijn er altijd geweest en zullen er altijd blijven. Niemand die er aan ontkomt, hoe conservatief hij ook is ingesteld. Maar we doelen wel op allerlei wezenlijke veranderingen, die langzaam, maar zeker worden ingevoerd en die langzamerhand een rechtmatige plaats krijgen nadat ze een tijd lang eerst bestreden, toen geduld, daarna voorzichtig binnengehaald, vervolgens geruisloos erkend om tenslotte voluit geprezen te worden als het enig juiste standpunt. We noemen drie gebieden, waar dit duidelijk spreekt.
Allereerst: de oecumenische beweging.
Wie de opvattingen hierover in 1966 vergelijkt met die van 1946 — nog maar 20 jaar geleden — komt tot de ontdekking dat de gereformeerde wereld, in de breedste zin van het woord, „om” is. De oecumenische beweging, zoals die gestalte vindt o.a. in de Wereldraad van Kerken, is vandaag legitiem. Weliswaar zijn de Geref. Kerken nog niet officieel aangesloten, maar dit lijkt slechts een kwestie van tijd te zijn. De principiële beslissing is reeds gevallen, zeggen de voorstanders, hetgeen de tegenstanders nog niet willen toegeven, waarbij het de vraag is of de wens hier niet de verklaring is van deze gedachte. De massamedia van nu — pers, radio en televisie — laten er geen twijfel over bestaan aan welke kant de sympathieën liggen. Men kan zich hier kwaad over maken, bedanken als lid of als abonnee ingezonden stukjes schrijven, maar dat alles wist het water van de zee niet af: wie het niet met deze ontwikkeling eens is, wordt niet voor vol aangezien. Hij is niet bij en zijn opvattingen zijn niet „in”, zoals het modewoord vandaag is. We worden als we niet meedoen een minderheid, die het wel anders, maar niet minder zwaar te verduren krijgt dan onze overgrootvaders, die in de vorige eeuw gezucht hebben onder de overmacht van het liberalisme, dat toen verachtelijk en vernederend neerkeek op al wat gereformeerd wilde zijn. Nu is er diezelfde mentaliteit niet meer van liberale kant, maar uit eigen gereformeerde kring!
Een tweede terrein is het Schriftgezag.
Wat op dit terrein gedebiteerd wordt in gesprekken, op vergaderingen, in vele, vooral middelbare scholen, moet iemand, die het wel meent met de toekomst van het gereformeerde volksdeel met zorg vervullen. Is er nog plaats voor een Schriftuurlijk-gereformeerde Schriftbeschouwing? Is het inder-daad ouderwets om aan te nemen dat Adam een historische figuur is geweest, en geen figuur uit een Scheppings-sage, zoals deze sage bij vele volken voorkomt? De Gereformeerde Kerken zitten nu met „Assen” in hun maag en velen zouden maar graag tot „verassen” overgaan. Maar dat is nogal wat: na slechts 40 jaar erkennen dat men verkeerd heeft gehandeld en dat heel de Geelkerken-procedure mis is geweest, omdat er vandaag veel ergere dingen worden gezegd dan Geelkerken ooit heeft gedaan. Toen zei men: de slang heeft niet gesproken. Nu: Adam heeft niet echt geleefd. Het proces gaat hard. Men begrijpe goed: we ontkennen werkelijk niet dat er moeilijkheden zijn; we zijn dankbaar voor ieder, die zich intens met Schriftstudie bezighoudt, maar we betreuren het zeer dat sommigen er een behagen in schijnen te hebben met opzet de gereformeerde opvatting van de Schrift, neergelegd in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, als onhoudbaar voor te stellen of daarmee openlijk in strijd willen komen.
Het derde terrein is dat van de seksuele ethiek.
De uitvoerige verslagen van het congres „Chaos rond Eros” doen ons knipperen met de ogen. De meningen, die daar werden geventileerd — gelukkig ook wel tegengesproken, al bleken niet allen even stevig in de schoenen te staan en velen een weifelende houding in te nemen — halen een streep door de gereformeerde zede omtrent het huwelijk en het sexuele leven. Het lijkt me niet mogelijk om op dit standpunt over het zevende gebod te preken aan de hand van zondag 41 van de Catechismus. Wanneer aan jongeren wordt toegestaan als getrouwde mensen te leven en men het juist vindt dat ook ongehuwden gebruik mogen maken van de op ruime schaal straks te verkrijgen voorbehoeds-middelen, dan vragen we ons wel af, zonder terug te verlangen naar de tijd, waarin het seksuele leven als zodanig als zondig werd bezien: gaan we op deze wijze het zedelijk verval niet bevorderen? Halen we het huwelijk niet naar beneden en gaan we de grondslagen van gezin en maatschappij tot onze eigen schade niet ondermijnen?
Voeg daar nog bij dat de homoseksualiteit openlijk in bescherming wordt genomen; dat een hoog-leraar aan de V.U. omgang van een meerderjarige man met minderjarige jongens niet langer wettelijk strafbaar wilde stellen en pleitte voor eliminering van het betreffende artikel in het Wetboek van Strafrecht, dan moeten we toch wel constateren: zijn de mensen met verblindheid geslagen? Heeft dan Gods Woord geen enkel gezag meer en halen we zelf de tijd niet binnen, die door Gods Woord ons als het laatste der dagen is voorgesteld?
Als men deze dingen zo schrijft, loopt men gevaar als een achterlijk man aangezien te worden; als iemand, die niet op de hoogte is en zijn tijd niet verstaat. Het zij zo. Het is te begrijpen dat de bezorgdheid groeit. Er zijn er gelukkig nog velen die zich afvragen: waar moet dit op uitlopen? Is er dan helemaal niets meer tegen te doen? Moeten we deze en nog andere symptomen maar gelaten aanvaarden en ons laten gelijkschakelen met de tegenwoordige gangbare opvattingen? Protesten ontbreken gelukkig niet, maar de stemmen zijn zwak.
Wat missen we in deze tijden een blad, dat het gehele christelijke volksdeel bestrijkt — geen kerkelijk orgaan, geen spreekbuis van een politieke of soms politieke kerkelijke partij — dat profetisch signaleert en de weg wijst. We hebben het helaas niet, al zijn er kleinere, maar minder invloedrijke orgaantjes, die op bepaalde punten een Schriftuurlijk geluid laten horen. Het wordt echter alles zo versnipperd. En: we hebben reeds veel bladen en veel organisaties.
Soms vraag ik me af: is de tijd niet gekomen voor het front maken van allen, die in welke kerk ook levend, zich bezorgd maken over de huidige ontwikkeling. Bij alle kerkelijke verdeeldheid is er toch in vele kerken een volk, dat wel met de tijdstroom meegaat, maar dat zich krachtig verzet tegen de tijdgeest; dat de afval ziet omdat het overtuigd is van eigen neiging daartoe; dat buigt voor Gods Woord en bedroefd is over de vermindering van het Schriftgezag; dat niet alles in Bijbel „tijdgebonden” wil verklaren; dat naar Gods Woord wil leven over de hele linie van het bestaan; dat een dam wil opwerpen tegen de verwereldlijking. En dat niet omdat men overal tegen is, maar omdat men positief wil leven uit het ja jegens de Heere; omdat de vreze des Heeren voor hen het beginsel is van alle wijsheid en richting geeft aan heel het leven.
We schrijven dit artikel niet om op te vallen, maar wel om uiting te geven aan datgene wat bij velen leeft, die midden in deze wereld willen staan, maar toch van deze wereld niet willen en kunnen zijn. Zij bedroeven zich over de macht van de zonde, de invloed van het verval, wetend dat de gemakkelijkste weg de meest aangename weg is, maar ook er van doordrongen, dat wat ook verandert, onverminderd waar blijft: Wie een vriend der wereld is is een vijand van God. Wie het pelgrimschap inruilt voor de levensgenieting is geen christen meer. Wie de pelgrimsstaf opbergt in een museum van christelijke oudheden en zich in deze wereld gaat nestelen op allerlei manieren verliest het geloof, vernietigt de hoop en dooft de liefde. Het Koninkrijk verdwijnt uit het gezicht. Dat is in wezen vandaag aan de orde. We moeten niet alleen zingen, maar ook over de hele linie beleven: Regeer ons door Uw Geest en Woord.