
Tijdens de catechisatielessen heb ik meer dan eens bemerkt dat jongelui te weinig zicht hebben op de lagen in ons geloofsgoed. Dat geldt dan zowel de leer als het leven. Er zijn wezenlijke zaken, middel-matige zaken, zaken van betrekkelijk gering gewicht en cultureel bepaalde zaken. Ik zeg niet dat de overgangen tussen de vier categorieën die ik hier noem, altijd heel strak zijn af te bakenen. Van belang is wel dat wordt aangevoeld dat niet alle zaken van hetzelfde gewicht zijn.
Menen we dat dit wel het geval is, dan krijgen we óf een heel krampachtige en bekrompen houding óf een heel relativerende. De eerste houding kan trouwens heel gemakkelijk in de laatste omslaan en dat is minder vreemd dan het op het eerste gezicht lijkt. Wat ontbreekt is de innerlijke toe-eigening van het christelijk geloof. Mag die er wel zijn, dan leren we onderscheiden. Iets wat ook heel belangrijk is in het contact met medechristenen. Niet alle verschillen staan een geestelijke herkenning en verbonden-heid in de weg.
Een interview dat ik onlangs las met een doctor in de theologie bepaalde mij nog eens te meer bij het belang om te leren onderscheiden welke zaken echt van gewicht zijn. Net als jongelui dat kunnen doen op catechisatie gooide hij zaken als wat wordt gezongen in de erediensten, welke Bijbelvertaling wordt gebruikt, het al dan niet accepteren van de vrouw in het ambt en van andere seksuele relaties dan het Bijbelse en klassieke huwelijk, op één hoop. Nu zijn deze zaken bepaald niet van hetzelfde gewicht. Om op het verschil in gewicht zicht te krijgen moeten wij de Bijbel als de stem van de levende God als norm leren hanteren.
In onderscheid van ritmisch of niet-ritmisch zingen is de vraag wat wij zingen in de erediensten meer dan een puur cultureel bepaalde zaak. Calvijn heeft naar voren gebracht dat wij God alleen moeten verheerlijken met de liederen die Hij ons gaf. Zo kwam hij ertoe om in de eredienst alleen de Psalmen en daarnaast nog berijmde Schriftgedeelten als de Lofzang van Zacharias en die van Maria en trouwens ook de Tien Geboden te laten zingen. Zijn Schotse geestverwanten waren nog strikter dan hij en hielden het enkel bij de Psalmen. Meerdere gemeenten in ons eigen vaderland volgen nog altijd de lijn van Calvijn. Zelf doe ik dat ook en ik meen dat dit verstandig en goed is.
Toch is dit een zaak van minder gewicht. Ik zou niet graag beweren dat het zingen van enkel Psalmen een kenmerk is van de ware kerk. Luther dacht hier weer anders over dan Calvijn. Wel is het belangrijk dat de liederen die in de erediensten worden gezongen inhoudelijk de toets van de Schrift kunnen doorstaan. Met liederen waarvan dat niet het geval is, worden dwalingen de gemeente ingezongen.
De ene Bijbelvertaling is getrouwer en van betere kwaliteit dan de ander, maar verschil over welke Bijbelvertaling de voorkeur heeft, raakt niet het gezag van de Schrift zelf. Dat ligt anders met de acceptatie van de vrouw in het ambt. Ongetwijfeld laat het Nieuwe Testament meer nog dan het Oude Testament zien dat vrouwen een grote plaats hebben en mogen hebben in de gemeente van Christus. We hoeven maar te denken aan het feit dat een aantal vrouwen die Jezus op aarde hadden leren volgen, de eerste opstandingsgetuigen waren. Dat neemt niet weg dat tot de kring van de twaalf discipelen of apostelen alleen mannen behoorden. Als later in de gemeente van Jeruzalem zeven diakenen worden aangesteld om de apostelen te ontlasten, gaat het om zeven mannen die vol zijn van de Heilige Geest.
In de eerste christelijke gemeenten hebben vrouwen diaconale taken verricht, maar alleen mannen – zo blijkt uit het Nieuwe Testament – konden tot opziener, ouderling of diaken worden verkozen. Wanneer een kerk overgaat tot het openstellen van de ambten voor de vrouw, heeft dat altijd te maken met het feit dat men de Bijbel niet als de uiteindelijke bron en norm van het geloof ziet. Met een beroep op onze eigen context zouden we mogen afwijken van wat de Schrift ons voorhoudt.
Het zal iedereen duidelijk zijn dat hiermee een wissel wordt omgezet. Als het Bijbelse onderwijs met betrekking tot de positie van de vrouw cultuurbepaald is, waarom geldt dat dan niet op andere terreinen? Als de Bijbel zelf niet de uiteindelijke norm en bron is van leer en leven, mogen we zelf gaan bepalen waarin de boodschap van de Bijbel blijvend gezaghebbend is en waarin dat niet geldt. De een zal dan andere conclusies trekken dan de ander en de een zal zich verder van de Schrift verwijderen dan de ander.
Maar zeker is dat aanvaarden van de vrouw in het ambt alleen mogelijk is als wij strijdig met het zelfgetuigenis van de Schrift de reikwijdte van het Schriftgezag gaan beperken en de aard van het Schriftgezag gaan beperken. Niet langer kan dan de Bijbel zonder reserve gelijk worden gesteld met de stem van God. Niet langer hoeft de Bijbel onderzocht te worden met de bede ‘Spreek, want Uw knecht hoort.’
Het feit dat de openstelling van de ambten voor de vrouw te maken heeft met het feit dat de Bijbel niet meer zonder reserve met het Woord van God gelijk wordt gesteld, verklaart waarom destijds ds. W.L. Tukker, een van de vroegere voorzitters van de Gereformeerde Bond, een besluit van deze strekking door de synode van de Hervormde Kerk de zwartste dag van zijn leven noemde. Zo’n besluit en de zienswijze erachter staan niet op zichzelf. Altijd is er dan meer aan het verschuiven en de enige oplossing is: terug naar de Schrift, terug naar het Bijbelse getuigenis ook als het gaat om de plaats van de man en van de vrouw in het gezin, de kerk en de samenleving.
De doctor in de theologie die wat wordt gezongen in de erediensten, welke Bijbelvertaling wordt gebruikt, het al dan niet accepteren van de vrouw in het ambt en van andere seksuele relaties dan het Bijbelse en klassieke huwelijk, op één hoop gooide, stelde op zich terecht dat niet alle zaken van hetzelfde gewicht zijn, maar dat er wel in de kern van het belijden eenheid moet zijn. Echter, bij de kern van het christelijk geloof behoren niet alleen geloofsartikelen maar ook zaken van levenspraktijk.
We kunnen de leer van de Bijbel samenvatten in de Apostolische Geloofsbelijdenis of de Geloofs-belijdenis van Nicea. De gereformeerde belijdenisgeschriften zijn ten diepste niet meer dan een nadere ontvouwing van het credo opgesteld ten tijde van de Vroege Kerk. Als het gaat om de levens-praktijk zijn de Tien Geboden de norm van een christen en voor zijn gebedsleven is dat het Onze Vader.
Wie stelt dat andere seksuele relaties dan het Bijbelse en klassieke huwelijk geaccepteerd mogen worden door de kerk en eventueel ook een zegen mogen krijgen, gaat rechtstreeks in tegen het Bijbelse onderwijs over huwelijk en seksualiteit. Een zaak die in de Schrift zelf heel nadrukkelijk met de eeuwige zaligheid wordt verbonden. Ik verwijs slechts naar 1 Kor. 6:9-10: ‘Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.’
In de kerkgeschiedenis is onderscheid gemaakt tussen dwaling en ketterij. Niet elke afwijking van de Schrift is zo ernstig dat zij als een ketterij mag worden bestempeld. Iets is een ketterij als het degene die dat leert of daaraan vasthoudt, buiten het koninkrijk der hemelen houdt. Terecht hebben de Angli-caanse bisschoppen verenigd in Gafcon gesteld dat dit geldt voor de zienswijze dat andere seksuele relaties dan het Bijbelse huwelijk geaccepteerd of in ieder geval getolereerd mogen worden. Wie dat wel stelt moet ervan uitgaan dat de Heere Jezus Christus op de jongste dag andere normen hanteert dan Hij ons in Zijn Woord heeft geopenbaard. Dat Hij op essentiële punten niet beantwoordt aan het portret dat het Nieuwe Testament ons van Hem geeft. Dan behoeven we maar aan de Bergrede te denken.
Vasthouden aan de kern van het christelijk geloof betekent niet alleen dat wij Jezus als Heere en Zaligmaker belijden, maar ook de wil van Zijn Vader doen. Dat betekent dat er een hartelijke begeerte is naar al Gods geboden te leven. Het betekent ook dat wij berouw tonen als wij daarin falen en struikelen. Ook al worden we kennelijke voor misstappen bewaard, in onze gedachten zondigen we telkens weer. Elke christen moet zijn hele leven lang tegen zijn zondige aard en tegen zondige gevoelens strijden. Ook voor onze zondige aard is vergeving. De strijd ertegen is een bewijs dat wij die vergeving ook echt hebben ontvangen.
Laten we zo onszelf onderzoeken of wij de Heere Jezus echt toebehoren. Immers, de Heere Jezus wees ons er indringend op: ‘Niet een iegelijk, die tot Mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het Konin-krijk der hemelen, maar die daar doet den wil Mijns Vaders, Die in de hemelen is.’ (Mat. 7:21). Aan het vasthouden van de kern van het christelijk geloof is niet alleen een eenheid in leer maar ook in eenheid in godzaligheid verbonden.
Ik noem slechts één passage waarin die samenhang in de Bijbel treffend wordt verwoord: ‘Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen. En onderwijst ons, dat wij, de godde-loosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus; Die Zichzelven voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelven een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken.’ (Titus 2:11-14).
Bij eenheid in waarheid en godzaligheid zal er geestelijke herkenning zijn, ook als wij over middel-matige zaken verschillend oordelen, laat staan cultureel bepaalde zaken. Gaan ook bij de kernen van het geloof en de wandel met God de wegen uiteen, dan hebben wij geen reden om ons boven anderen te verheffen. Wat hebben wij dat wij niet hebben ontvangen (vgl. 1 Kor. 4:7). Onze taak is zelf een voorbeeld te zijn en anderen in liefde te waarschuwen.
Laat er in niemand een boos en ongelovig hart zijn om van de levende God af te wijken. Wij kunnen geen mensen overtuigen. Wij mogen wel weten dat de Bijbel zelf als de stem van God levend en krachtig is en telkens weer door de Heilige Geest is gebruikt om mensen tot inkeer te brengen en te vernieuwen. Laten we in die verwachting in belijdenis en levenswandel Jezus als Heere aanroepen en aanprijzen.