
Nog voordat de discussie in de Tweede Kamer werd gevoerd over de vrijheid om op te komen voor de Bijbelse visie op huwelijk en gezin, vroeg een journalist van een seculiere kant mij hem enige gedach-ten aan te reiken hoe klassiek-orthodoxe christenen aankijken tegen vrijheid van godsdienst. Ik geef hier bij de overwegingen die ik hem aanreikte door.
Elke ordening van de samenleving is gebaseerd op bepaalde normen en waarden. De gedachte dat er een puur waardenvrije ordening bestaat, is een illusie. Vanuit het perspectief van de overheid bete-kent vrijheid van godsdienst dat het recht op toegang tot het publieke domein niet beperkt is tot één levensbeschouwelijke stroming. De overheid geeft dat recht ook aan stromingen die een andere levensbeschouwing hebben dan degene waaraan de overheid zelf de voorkeur geeft.
In Europa betekende vrijheid van godsdienst allereerst dat het voorrecht publiek naar buiten te treden niet slechts aan één stroom binnen het christendom was voorbehouden. Het gold protestanten in hun diverse geledingen en rooms-katholieken. Overigens deelden ook Joden in deze godsdienst-vrijheid. Heel lang was dat in Oost- en Midden-Europa in veel mindere mate het geval dan in West-Europa.
Als christen is voor mij vrijheid van godsdienst niet iets wat ik noodgedwongen accepteer. Ik sta die voor. Voor het ware christelijke geloof wordt je namelijk nooit door dwang gewonnen. Inperking van de vrijheid van godsdienst betekent altijd dwang. In de eerste eeuwen van haar bestaan genoot de christelijke kerk niet of slechts in geringe mate vrijheid van godsdienst. De christelijke kerk ontstond als minderheidsstroom. Dat is niet de enige reden dat christenen kerk en staat onderscheiden maar wel een belangrijke.
Na eeuwen de westerse samenleving te hebben gedomineerd is de christelijke kerk nu in een minder-heidspositie gekomen. Dat geldt zeker ook voor Nederland. Vooral christenen die het klassieke christendom belijden, merken dat zij de meerderheid van de samenleving waarin participeren, normen en waarden hanteert die zij niet delen.
Ik noem twee belangrijke zaken. Seculiere Nederlanders zien veelal godsdienst als een privézaak en menen dat alle godsdiensten gelijk zijn. Daarnaast denk ik aan de genderideologie. Voor een klassiek christen doortrekt zijn geloof zijn gehele leven niet minder dan een seculiere ideologie waarin de zelfontplooiing van de mens centraal staat, het gehele leven doortrekt. Een christen belijdt dat alleen Jezus Christus echt toegang geeft tot God en dat alleen degene die in Hem gelooft deelt in het koninkrijk van God dat komt. Als het gaat om gender belijdt een christen dat God de mens als man en vrouw schiep en dat seksualiteit uitsluitend bedoelt is voor het huwelijk tussen één man en één vrouw die elkaar hun leven lang trouw blijven.
In onze samenleving vraagt een klassiek christen van de overheid de kerk de vrijheid te laten zo God ook in het publieke domein te dienen. Hij wil ook kinderen onderwijs geven dat door het christelijke geloof is gestempeld. Omdat de openbare scholen dat niet doen, is hem er alles aan gelegen dat de vrijheid van onderwijs wordt gehandhaafd. Ik merkt nog op dat veel minder dat een of meer generaties geleden er sprake is van gedeelde normen en waarden tussen christen en niet-christenen. Als het gaat om huwelijk en seksualiteit deelden vroegere generaties die niet kerkelijk waren, in grote lijnen dezelfde waarden als christenen.
De overheid moet de druk weerstaan om de vrijheid van godsdienst in te perken. Het feit dat de overheid zelf de genderideologie incorporeert in wetgeving tot in de grondwet toe, mag niet beteke-nen dat levensbeschouwelijke minderheid die deze meerderheidsideologie niet delen, de toegang tot het publieke domein wordt ontzegd of bemoeilijkt. Dat zou de beginselen van de rechtstaat zoals die in Europa is gegroeid, ondergraven. Vrijheid van godsdienst betekent niet in de laatste plaats recht geven aan levensbeschouwelijke minderheden.
Het feit dat een klassieke christen belijdt dat er alleen behoud is in Christus en dat seksuele reinheid behoort bij de navolging van Christus betekent niet dat in de samenleving niet wil samenwerken met hen die daar heel anders in staan. Dat wil hij wel. Kerken kunnen en behoren hun leden tot vriendelijkheid ten opzichte van andersdenkenden op te roepen. Voor een christen zal vrijheid van meningsuiting wel betekenen dat hij vrijmoedig en duidelijk voor zijn geloof en de consequenties ervan uitkomt maar niet dat hij er welbewust op uit is anderen te beledigen.
Vrijheid van godsdienst is niet onbeperkt. Van degenen die van deze vrijheid gebruik maken mag worden verwacht dat zij ook de vrijheid van anderen respecteren. Hier is het niet ongeoorloofd kritisch naar de islam te kijken. Ongetwijfeld zijn er zeker in het Westen tal van moslims die de vrijheid van godsdienst respecteren en vredelievende burgers zijn. Echter vanuit haar oorsprong is de islam niet een godsdienst van de minderheid maar van de meerderheid en is de verbreiding van de islam verbonden met veroveringsoorlogen. In alle vormen van de sharia staat op afval van de islam de doodstraf – een straf die niet alleen door de overheid uitgevoerd behoeft te worden – en hebben niet-moslims een secundaire positie.
Het is tekort door de bocht als men moeite met de vrijheid van godsdienst tot afwijzen ervan louter als een zaak van een radicale minderheid binnen de islam ziet. Een minderheid die ook niet wil accepteren dat Mohammed wordt beledigd. In geen enkel door de islam gedomineerd land is volledige vrijheid van godsdienst. Overgang naar een andere godsdienst dan de islam wordt meer dan eens door de overheid bemoeilijk of zelfs onmogelijk gemaakt.
Het welbewust beledigen van de islam door middel van bijvoorbeeld spotprenten van Mohammed zal bij hen die klassiek christen zijn geen bijval oproepen. Wel belang is gediend om mensen tot in het dienst van hun ziel welbewust te kwetsen. Wel mag van moslims verwacht worden dat zij aanvaarden dat anderen de claim dat Allah god is en Mohammed zijn profeet volledig van de hand wijzen. Probleem is dat meerdere moslims dat al als een maatschappelijk ongeoorloofde belediging van Allah zien. Dan gaat in het Westen om een minderheid, maar hoeft geen betoog dat dit in Pakistan anders ligt om van Saoedi-Arabië maar te zwijgen.
Hoe moet een overheid hier handelen? Naar mijn diepste overtuiging niet alleen als christen maar ook als staatsburger wordt een grens bereikt als wordt opgeroepen of aangezet tot het gebruik van geweld. Samenkomsten waarvan dat geldt behoren niet te genieten van het recht van vrijheid van godsdienst, omdat zij dat recht heel nadrukkelijk niet aanvaarden en ondermijnen.
Ik hoop dat ik met deze overwegingen duidelijk heb gemaakt hoe ik als klassiek christen de vrijheid van godsdienst waardeer en gebruik en die ook aan anderen gunt, dat ik de overheid ertoe oproep deze vrijheid echt gestalte te blijven geven, maar ook dat zij een grens mag stellen en wel daar waar aangezet wordt tot geweld. Voor mij gaat boven alles uit dat hoe een overheid zich ook opstelt een christen allereerst een burger is van Gods koninkrijk en dan pas staatsburger. Als die twee echt met elkaar botsen, moet hij God meer gehoorzamen dan de overheid en is hij tot lijden bereid.