Ds. H. Hofman (1902-1975) over de kennis van de Heere Jezus Christus

Als het nog nooit gebeurd is, dat er in de ellende van uw zonde uw ogen geo­pend zijn voor de Schoonste aller men­senkinderen, och bedel erom. Dan zult gij zien dat de eerste aanblik die gij van Christus krijgt zo zal zijn, dat gij de vonken van eeuwi­ge, goddelijke liefde uit Zijn Midde­laarshart ziet spatten.

*

In Gethsemané en op Golgotha heeft de Koning Zich naakt laten uitschudden, om ellendigen aan Zijn Middelaarshart te kunnen drukken, om hen alles te kunnen geven wat zij tot zaligheid nodig hebben. Is het dan zo verschrikkelijk dat hij ons alles ontneemt en ons van vat tot vat ledigt, zodat er geen scherf overschiet om vuur uit de haard of water uit de gracht te scheppen? Dat is toch zo erg niet!? Hij is voor ons tot zonde gemaakt, laten wij dan zondaren zijn. Hij heeft Zich van alle heerlijkheid ontdaan, laten wij dan alle geestelijke sieraden afleggen. In Gods oog is het toch maar ijdelheid, het telt niet mee tot zaligheid.

Als wij zondaar voor God worden, krijgt het woord van Paulus waarde voor ons: “Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren zalig te maken.” Zij wij zondaren voor God, dan kunnen we echt ervaren wie Jezus is. Als wij genade en aan-neming bij God hebben gekregen, moeten wij ons ervoor hoeden om “geestelijke” mensen te worden. Anders komen wij zover van God af te staan, dan wij het moeten doen met de wetenschap dat wij een bekeerd mens zijn. Gebeurt dat toch, dan moet God ons een klap geven en soms wel meer dan één om ons weer op onze plaats te krijgen. Paulus zegt: “De wet is geestelijk, maar ik ben vleselijk verkocht onder de zonde.”

Wij kunnen niet aan de eis van Gods wet voldoen, ook niet als tot God bekeerde mensen. Christus alleen heeft het gedaan. Het is alles genade en alleen genade. Door genade worden wij verenigd met Christus in het geloof. Zo vinden we alles wat we in onszelf missen in Hem. Hij is ons leven. Kunnen wij zelf het geloof werken of werkzaam maken? In geen geval. Hoe wordt het ontvangen en wie ontvangen het? Het wordt ontvangen waar armoede en schuld is. In het niets van de mens wordt het alles van God openbaar om te leren: “Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.”

O zoete, zalige zaak: wel armoede bij onszelf, maar wegens de rijkdom van Gods genade in Christus toch aangenomen tot Gods kinderen om te mogen zeggen: “Abba, Vader.” Dat de Heere ons dan allen Zijn Geest mogen schenken, opdat wij niet hoog gevoelend zijn, maar vrezen en verstaan: ik sta allicht te hoog, nooit kan ik te gering, te onbeduidend zijn, want juist dan ben ik het dichtst bij Jezus. Dat Hij ons daartoe uit Zijn rijkdom gedenke, om Zijns verbonds wil.

*

Als we nu in ellende en armoede de toevlucht nemen tot Jezus Chris­tus, dan zijn wij door deze geloofs-vereniging precies zoals wij moeten zijn.

*

Als Nico­demus zegt: “Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen,” gaat de Koning hem niet inzege­nen door te zeggen: “Je neemt, man, een aparte, bijzondere plaats in onder je collega’s, want de één voor de ander verwerpt Mij, dus er is wel wat goeds in je, wat de na­tuur niet werkt.” Neen, daar spreekt Je­zus niet van. Wat heb ik, wat hebt gij, en wat had Nicodemus nodig om in herstel, verkeer en gemeen­schap met God te geraken? Dáár spreekt Jezus over.

*

Evangelist zei niet tot Chr­isten: “Je moet zo goed en deugdelijk mo­gelijk zien te leven om je zonden te bo­ven te komen. Je moet een ander mens worden, jezelf heili­gen, dit doen en dat doen.” Neen, want die man had een pak van zonden op zijn rug. Daarom wijst Evangelist hem aan waar hij met pak van zon­den heen moest. Christus is de enge poort, de deur waardoor men in de gunst, de gemeenschap met God onze Schepper ge­raakt. (n.a.v. De Christenreis)

*

God heeft redenen uit Zichzelf geno­men, an­ders kwam er niets van te­recht. Wij hebben met een God te doen, Die brandt van zon­daars­liefde, een God Die zondaren wil bezitten. Lief­de, god­delijke, eeu­wige liefde waarmee God bewogen is van voor de grondleg­ging der we­reld, die Hij hier in de tijd openbaart, en in vrucht tot zaligheid doet kennen.

*

Het is zo erg dat zich het verschijnsel voordoet dat mensen aan wie de Heere zijn genade heeft bewezen, zo weinig beseffen dat zij van het gegeef moeten leven en zondaar blijven. Mensen die over de wereld gaan als ‘bekeerde’ en ‘gerechtvaardigde’ mensen. Men loopt zelf met de kroon op in plaats dat men de kroon plaatst op het hoofd van Davids grote Zoon. Hoe fout is het als men te boven komt ik ben in mijzelf een onwaardig zondaar en alles wat ik heb en ben, heb ik en ben ik in een Ander. Wanneer een mens waarlijk uit het geloof mag leven, heeft hij niets en dan ook niets anders dan Jezus Die voor ons gestorven en opgewekt is, door Wie wij vrede met God hebben.

*

Al hebben wij reeds in onze jeugd de vrede met God leren kennen, en ligt er een hele loopbaan achter ons van 40, 50, 60, ja zelfs 70 jaar, dan hebben wij in de loop van die jaren, wanneer de milde hand Gods over ons was, in de praktijk meer en meer ge­leerd dat het geheel en al een werk Gods en der genade is, dat er van de mens niets in aanmerking komt, maar dat alleen het werk van Jezus Christus rechtsgeldigheid heeft in Gods gericht.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s