
Jacobus Revius was één van de revisoren van de Statenvertaling. Evenals de andere Statenvertalers kan hij niet tot de stroming van de Nadere Reformatie worden gerekend. Dat hij echter wel een man was die wist van geloofservaring en bevinding, blijkt heel duidelijk uit het volgende gedicht. De inhoud van dit gedicht kan en mag ook nu nog aangevochten christenen tot troost zijn.
Ik heb om Uw genade, o grote God, gebeden,
Maar och! Gij hebt ze mij in mijne druk ontzeid.
Ik heb geroepen om Uw milde goedigheid,
Maar heb ze niet gevoeld in mijn ellendigheden.
*
Ik heb om Uwe liefd’ geworsteld en gestreden,
Maar hebbe tevergeefs daar lange naar gebeid.
Ik hebbe vaak gezocht Uw mededogendheid,
Maar en verneem ze niet tot op de dag van heden.
*
Hoe licht kon Uw gena bekeren mijn gemoed,
Uw liefd’ en goedigheid mij trekken tot het goed’,
Uw mededogendheid van ’t kwade mij bevrijden.
*
Eilaas! Wat zeg ik Heer! Dewijl mijn harte tracht
Naar Uwe zoetigheid, zo hééft daarin gewracht
Uw goedheid, Uw gena, Uw liefd’, Uw medelijden.
Beiden naar = wachten op
Gewracht > wrochten = werken]