
De brief aan de Galaten is een brief die fundamentele vragen oproept. Wat wordt ermee bedoelt dat Christus ons heeft verlost van de vloek van de wet? In welke zin is de wet een pedagoog/tuchtmeester tot Christus? Hoe verhoudt zich de boodschap van Paulus over rechtvaardiging door het geloof tot het leven door de Geest dat hij in deze brief aan de orde stelt?
In de serie New International Commentary on the New Testament schreef David A. Silva, hoogleraar Grieks en Nieuwe Testament aan Ashland Theological Seminary de jongste commentaar op deze brief van Paulus. De genoemde serie startte in 1946. Op meerdere nieuwtestamentische Bijbelboeken zijn inmiddels in deze serie al twee delen verschenen. De commentaar van Silva volgt die van Ronald Y. Fung uit 1988 op.
Silva opent zijn commentaar met een uitvoerige inleiding van 110 pagina’s. In deze inleiding komt onder andere de vraag naar voren of de brief aan de Galaten aan de Noord- of Zuid-Galaten is ge-schreven. In samenhang daarmee komt de datering aan de orde. Silva voert tal van redenen aan waarom een brief aan de Zuid-Galaten de voorkeur heeft boven aan de Noord-Galaten. We weten dat Paulus bij zijn eerste door Lukas beschreven zendingsreis de steden Antiochië, Iconium, Derbe en Lystre in het zuiden van de provincie Galatië heeft bezocht.
Onder ede verklaart Paulus zelf in zijn brief dat hij na zijn bekering tweemaal Jeruzalem heeft bezocht. Dat is een heel sterk argument om het tweede bezoek dat hij in de brief aan de Galaten vermeld niet het apostelconvent uit Handelingen 15, maar met het zogenaamde hongersnoodbezoek uit Hande-lingen 11:27-30 gelijk te stellen. Zendingsarbeid in Noord-Galatië past ook minder in de strategie van Paulus om via de grote centra van het Romeinse rijk het evangelie te verbreiden.
Aannemend dat de brief aan de Zuid-Galaten is geschreven, gaat Silva ervan uit dat deze brief de oudste brief van Paulus is en dat hij nog vóór het apostelconvent is geschreven. Als wij daarvan uitgaan, valt ook gemakkelijker te verklaren waarom Paulus en de andere apostelen in de jaren vijftig van de eerste eeuw na Chr. niet uit elkaar zijn gegroeid.
Uitvoerig gaat Silva in zijn inleiding in op de plaats die retorica in de brieven van Paulus inneemt. Hij onderstreept aan de ene kant dat een brief geen redevoering is, maar wijst er ook op dat de brief van Paulus aan de gemeenten in Galatië een brief aan gemeenschappen is en hardop in een samenkomst werd voorgelezen.
Ongetwijfeld heeft Paulus bij het schrijven daarmee rekening gehouden. Naar mijn overtuiging wijst hij er terecht op dat wij in de brieven van Paulus exact de structuren van de retorische handboeken uit de oudheid kunnen terugvinden. Echter, evenals anderen heeft Paulus, ook al zou hij geen enkele retorische training hebben ontvangen, inductief het een en ander over retorica hebben geleerd door het beluisteren en observeren van publieke sprekers. Zeker is dat Paulus aan zijn lezers een bood-schap wilde overbrengen en dat ook effectief wilde doen. Dat verklaart dat elementen uit de klassieke retorica in zijn brieven, waaronder die aan de Galaten, zijn aan te wijzen.
Paulus schreef zijn brief aan de Galaten naar aanleiding van het optreden van judaïstische dwaal-leraars. Zij hebben gesteld dat de boodschap van Paulus onvolkomen was, omdat hij de besnijdenis niet verplicht achtte als voorwaarde tot de gemeente van Christus te behoren. Silva neemt ook aan dat de dwaalleraars hebben gesteld dat wij onze zondige begeerten alleen op de juiste wijze kunnen bestrijden als wij de wet houden. In samenhang daarmee brengt hij naar voren dat wat Paulus schrijft over het leven door de Geest niet een soort toevoeging is aan de eigenlijke boodschap die hij aan de orde stelt. Het leven door de Geest is de wijze om tegen onze zondige begeerten te strijden. In deze analyse val ik hem volledig bij.
Silva verdient ook onze bijval als hij alle grondcontouren van de boodschap van Paulus verbindt met zijn bekering. De plaats die eerst de wet in zijn denken innam, wordt vanaf de verschijning van Jezus aan hem door Jezus als de Zoon van God ingenomen. Alleen door geloof in Hem en niet door de werken van de wet zijn wij rechtvaardig voor God. Silva wijst af dat wij bij de werken van de wet louter aan de sabbat, de spijs- en reinheidswetten en de oudtestamentische feestkalender moeten denken. De werken van de wet vormen één geheel, verbonden met heel de wet.
Het is ontegenzeggelijk waar dat Paulus met name in de brief aan de Galaten de betekenis van de wet in de heilsgeschiedenis aan de orde stelt. Echter, ik kan Silva niet bijvallen als hij stelt dat de verlossing van de vloek van de wet louter heilshistorisch is. Juist het ‘ons’ in Galaten 3:13 wijst erop dat niet alleen de Joodse christenen, maar ook de heidense christenen onder de vloek van de wet lagen. Dan hebben wij het voordeel dat wij de brief aan de Romeinen bij de uitleg van de brief aan de Galaten kunnen betrekken. De brief aan de Romeinen maakt ons duidelijk dat de achtergrond van het evan-gelie is dat de gehele wereld voor God verdoemelijk is.
In onderscheid met de voorstanders van het nieuwe perspectief gaat Silva er overigens wel vanuit dat de boodschap van de rechtvaardiging bij Paulus met Gods gericht heeft te maken. De vraag hoe wij in dat gericht kunnen bestaan. De boodschap van de rechtvaardiging heeft alles te maken met onze eeuwige bestemming. Wanneer Silva meent dat de boodschap van de rechtvaardiging bij Paulus louter toekomstig is, val ik hem echter niet bij. Wie in Christus gelooft, mag nu reeds weten dat God hem op grond van de gerechtigheid van Christus zal vrijspreken in het laatste gericht.
Silva heeft gelijk dat wat Paulus schrijft over het leven door de Geest niet maar een soort toevoeging is aan de eigenlijke boodschap van de brief. Als hij daaruit de conclusie trekt dat de vernieuwing door Gods Geest zelf bij de rechtvaardiging behoort, kan ik onmogelijk met hem meegaan. De recht-vaardiging of vrijspraak is louter gebaseerd op het feit wat Christus voor ons heeft gedaan en niet wat Hij door Zijn Geest in ons doet, al mogen wij die twee nooit van elkaar losmaken.
Feitelijk is de visie van Silva op de rechtvaardiging die van het concilie van Trente. Rechtvaardiging is niet alleen vrijspraak maar ook transformatie. Om Silva recht te doen is het wel van belang te vermelden dat hij deze transformatie louter een zaak van genade acht. Dan nog doet zijn analyse van de boodschap van de rechtvaardiging bij Paulus geen recht aan het feit dat de vrijspraak van een christen louter gebaseerd is op het feit dat Christus voor hem stierf, voor hem opstond en nog altijd voor hem bidt.
Van de commentaar van Silva valt veel te leren, maar helaas schiet ze tekort in het verstaan van het centrale gegeven van de rechtvaardiging door het geloof. Dat is buitengewoon jammer.