De kerkvader Augustinus over de verkiezing van de heiligen

Augustinus wordt terecht de kerkvader van het Westen genoemd. In omvang overtreft zijn oeuvre dat van alle andere kerkvaders. Wie de werken van Augustinus leest, wordt getroffen door zijn zeer grote veelzijdigheid. De grootste betekenis van Augustinus ligt ongetwijfeld in diepe verstaan van de bete-kenis van Gods genade. Juist om die reden is de Reformatie was als een augustijns reveil getypeerd. De Reformatoren grepen terug op Augustinus en hebben met kracht beleden en gepredikt dat zalig worden van het begin tot het einde enkel en alleen genade is.

In 429 verscheen van de hand van Augustinus het werk De praedestinatione sanctorum (Over de verkiezing van de heiligen). Het is geschreven naar aanleiding van een tweetal de brieven die de kerk-vader had ontvangen en wel van Prosper van Aquitanië en diens vriend Hilarus. Naar aanleiding van semipelagiaanse opvattingen in kloosters in het zuiden van het tegenwoordige Frankrijk hadden zij of Augustinus gevraagd of hij in een publicatie nader in wilde gaan op de kwestie van de predestinatie tot zaligheid.

De kerkvader zelf wist dat hij alleen een christen was geworden, omdat God hem had gegeven wat Hij hem gebood. Hij had zijn wil vernieuwd en Augustinus zo in staat gesteld en bereid gemaakt om de Heere Jezus Christus aan te doen en te breken met alles wat daarmee niet overeenkwam. Met betrekking tot het antwoord op de vraag of het geloof een gave van God is heeft de kerkvader een ontwikkeling doorgemaakt.

Om de onderstrepen dat het christelijk geloof in onderscheid met het determinisme van de gnostiek en het manicheïsme (de sekte waartoe Augustinus krap tien jaar had behoord), legden de kerkvaders sterke nadruk op de verantwoordelijkheid van de mens. Als men rekenschap aflegde van Bijbelteksten waarin de goddelijke voorbeschikking ter sprake komt, legde men die zo uit dat God het geloof en de goede werken van de mens van tevoren heeft voorzien. Aanvankelijk dacht Augustinus ook zo.

Bij de kerkvader vindt een wending plaats als hij moet antwoorden op vragen van Simplicianus, de opvolger van Ambrosius als bisschop van Milaan, over de uitleg van teksten uit de brief aan de Romei-nen. In zijn geschrift Ad Simplicianum (Aan Simplicianus)  dat in 396/397 werd geschreven, laat hij na-drukkelijk Gods genade aan de  vrije wil van de mens voorafgaan. De goede gedachten, verlangens en daden van een christen zijn louter het werk van God in hem. Grondig bestudering van de brief aan de Romeinen had hem tot dit inzicht gebracht en de kerkvader wilde al zijn gedachten onderwerpen aan de Schrift als het Woord van God.

Augustinus schreef Ad Simplicianum nog voordat Pelagius kritiek begon te uiten op zijn gedachten over Gods genade en de wil van de mens. In De praedestinatione sancotorum gaat in op critici die welis-waar de voortgang van het geestelijk leven aan Gods genade toeschrijven, maar het begin ervan als een menselijke werk zien. Met een beroep op met name de brieven van Paulus en daarnaast het evangelie naar Johannes laat Augustinus zien dat God niet het geloof het verkozen en daarmee de mens om zijn geloof, maar God de mens tot geloof verkiest.

Als het geloof een prestatie van de mens zou zijn, is de zaligheid  niet enkel en alleen Gods genade.  Van zichzelf uit wordt de menselijke wil die sinds de zondeval verdorven is en in vrijheid altijd tegen God en Zijn dienst kiest, nooit vernieuwd. God vernieuwt in Zijn genade de wil en zij gelooft de mens van harte en gewillig in Christus en gaat hij God zo ook dienen.

Voor Augustinus deed de Gods genade verkiezing tot geloof en zaligheid geen enkele afbreuk aan verantwoordelijkheid van de mens en aan de noodzaak van een heilige wandel met God. Daarin wist hij zich een leerling van de Schrift. We moeten laten staan dat God ons begrip te boven gaat.

De leer van de verkiezing wordt vaak verbonden met Calvijn. Ongetwijfeld heeft Calvijn deze leer beleden. Dat gold echter voor Luther niet minder. Dan behoeven we maar te denken aan zijn werk De servo arbitrio (Over de gebonden wil) dat hij tegen Erasmus schreef. Een geschrift dat voor Luther zelf tot de allerbelangrijksten behoorden van wat uit zijn pen was gevloeid. Mede omdat de latere luthe-ranen hierin Luther niet zonder reserve zijn gevolgd, is de leer van de verkiezing nog al eens ten onrechte uitsluitend met Calvijn verbonden.

Calvijn wist zich in de wetenschap dat wij niet om ons geloof worden verkozen maar tot geloof samen met Luther een leerling van Augustinus. Juist Daarom konden de Reformatoren zeggen dat Augusti-nus geheel de onze is. Bovenal wisten zij zich evenals de kerkvader een leerling van de Schrift zelf. De Schrift zelf moet ook in deze zaak het einde zijn van alle tegenspraak.

Op één punt dat in De praedestiniatione sanctorum te sprake komt, zijn de Reformatoren de kerk-vader niet gevolgd en ik meen dat wij dat evenmin moeten doen. Als kinderen ongedoopt sterven, ziet Augustinus daarin een bewijs dat zij niet tot de uitverkorenen gerekend kunnen worden. Die opvatting nam de Reformatie niet over. Ook kinderen die ongedoopt sterven mogen delen in de verzoende kracht van Christus’ bloed en de vernieuwende werking van Zijn Geest.

Behoudens deze kanttekening is het werk van de kerkvader nog altijd zeer actueel en relevant. Het Evangelie is alleen echt een blijde boodschap als wij horen dat zalig worden enkel en alleen genade is. De wetenschap dat wij gebonden zijn en onszelf de gevangenschap waarin wij ons bevinden niet kunnen en zelf niet willen verlaten, is geen verhindering voor de boodschap van het Evangelie maar juist de achtergrond ervan.

Voor elke christen is het een wonder dat het Woord van God dat tot zijn oor werd gebracht zijn hart in brand zette. Om Zijn  Woord tot ons oor te brengen gebruikt God mensen. Christus Zelf zet door Zijn Geest het hart in brand. Dat doen andere mensen niet bij ons en wijzelf doen het evenmin. Juist daarom roemt een christen enkel in genade. Mijn wens is dat het lezen van dit geschrift van Augus-tinus zo mag worden gezegend.

N.a.v. Augustinus, Die Vorherbestimmung der Heiligen, Einleitung dr. Pieter de Vries (Siegen: Sola Gratia Medien, 2021), hardcover 106 pp., €9,90 (ISBN 9783048475468); Aurelius Augustinus, Vier antipelagiaanse geschriften, vertaling Izak Wisse en Raf Debaene (Zoetermeer: Klement, 2014), hardcover 414 pp. (ISBN 9789028975583)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s