
Tot mijn veertiende jaar heb ik in het dorp Kinderdijk gewoond. De eerste vier jaar aan Molenstraat 72 en daarna aan Molenstraat 39. Achter Molenstraat 39 lagen volksakkertjes. De akker direct achter ons huis behoorde toe aan een zekere Leeuwenburg, ouderling van de Hervormde gemeente ter plaatse. Ik kan me zijn gestalte nog goed herinneren. Hij was geen man die zo in oppervlakkige ontmoetingen liet merken wat er in hem omging. Maar degenen die hem beter leerden kennen, van welke kerkelijke richting zij ook waren, werden ervan overtuigd dat hij een man was die verstand had van God en Goddelijke zaken. In januari 1990 is hij overleden en mocht hij de rust ingaan die er overblijft voor het volk van God.
Dr. C.A. Tukker, die toen het overlijden van Leeuwenburg plaatsvond de gemeente van Epe diende, stond in de tijd dat ik op de lagere school zat, als predikant in Kinderdijk. Dr. Tukker schreef over Leeuwenburg in de Hervormde Kerkbode voor de Veluwe. Ik neem het stukje dat hij destijd schreef, in zijn geheel over:
Afgelopen zaterdag overleed C. Leeuwenburg, oud‑ouderling uit mijn eerste gemeente Kinderdijk. Vele predikanten hebben een geestelijke vader of een geestelijke moeder gehad. Pietje Baltus was de geestelijke moeder van Abraham Kuyper. Ze heeft zijn bekeringsweg meegemaakt en hem op die weg mogen begeleiden. Zo is ouderling Leeuwenburg mijn geestelijke vader geweest. Ik herinner me nog dat hij zijn bedenkingen had rond de preek die ik als kandidaat hield en waarop Kinderdijk me beriep. En ik dacht: voor hem moet ik oppassen. Dat is een lastige kerel.
Toen ik eenmaal aan de Kinderdijk woonde en werkte, bleek dat deze wat stroeve man een groot geestelijk inzicht had. En toen het de Heere behaagde Zijn Zoon in mij te openbaren in februari 1967, was ouderling Leeuwenburg de eerste die direct reageerde op wat er met mij was gebeurd: Dat is groot dominee, zei hij, dat is een geweldig wonder.
Toen korte tijd daarna de strijd begon en ik niet wist wat de verhouding tussen rechtvaardiging en heiliging was, kwam hij op bezoek aan de pastorie en ried me te gaan preken uit de brief aan de Romeinen. Ik volgde zijn raad op en de Heere gaf me licht hoe ik voor Hem leven moest. Hij legde eens huisbezoek bij een jong onkerkelijk echtpaar waarvan de vrouw vroeg: ‘Jullie hebben het altijd over bekering; maar wat betekent nu die bekering?’ Hij antwoordde: ‘Wilt u dat werkelijk weten?’ ‘Ja’, zei ze, ‘dat wil ik weten.’ Leeuwenburg legde toen een zó helder getuigenis af van wat God aan zijn ziel gedaan had, dat het stil werd in die kamer en de jongelui vroegen of hij nog eens terug wilde komen.
Ouderling Leeuwenburg was uit de wereld gegrepen en stilgezet bij zijn zonde en schuld, bij zijn diepe doodstaat en verlorenheid voor God, zijn Schepper en Rechter. In die toestand heeft God hem vrijgesproken voor Zijn vierschaar, hem gerechtvaardigd en hem de blijdschap van verzoening door Jezus’ bloed en de wedergeboorte door Zijn opstanding doen ervaren. Vanaf die tijd was hij ouderling, ambtsdrager, gered om anderen te redden.
Waar is het volk dat kan getuigen vrijgesproken te zijn voor de vierschaar van God? Hebben we die niet te beschamen hoop op Hem, Die in het gericht van God is veroordeeld, hoewel Hij onschuldig was opdat wij schuldigen worden vrijgesproken en in vrijheid gezet? God zegene zijn gedachtenis en geve ons gerechtvaardigde zondaars in de kerkeraadsbanken, in de kerkbanken, op de orgelbank en op de kansel.
Tot zover dr. C.A. Tukker. Aan dit getuigenis heb ik verder niets toe te voegen.