De eenheid van geloof

Het credo

Ongetwijfeld is ons meer dan eens gevraagd: Kun je in het kort zeggen wat de Bijbelse boodschap is? Die vraag speelt bij verantwoording van het geloof naar buitenstaanders, bij het overbrengen van de boodschap aan een nieuwe generatie. Je komt hier bij de catechese. In de Vroege Kerk ging het dan overigens niet in de eerste plaats om overdracht van de boodschap aan een nieuwe generatie, maar om onderricht aan hen die wilden toetreden tot de kern. De vraag is ook binnen welke kaders zich de uitleg van het Woord en de prediking moet bewegen.

Die vraag is niet van vandaag of gisteren. Zo speelde al, zoals ik aangaf, in de Vroege Kerk, in de eerste eeuwen van het bestaan van de christelijke kerk . Ter beantwoording van deze vraag ontstond in de tweede eeuw na Chr. de zogenaamde geloofsregel regula fidei. Met de geloofsregel wilde men zich ook afschermen tegen onbijbelse kaders. Zakelijk komt de geloofsregel overeen met de Apostolische Geloofsbelijdenis: een doopbelijdenis van de gemeente van Rome. De concrete verwoording van de geloofsregel vertoonde verschillen, maar zakelijk kwam het op hetzelfde neer.

Men beleed dat de levende God de drie-enige God is. Men beleed Jezus als de Zoon van God, Die mens werd, Die stierf ter verzoening van de zonden, Die opstond uit de dood, Die ten hemel is opgevaren en weer zal komen om levenden en doden te oordelen. Men beleed ook – en dan citeer ik de Geloofs-belijdenis van Nicea, die iets uitgebreider is dan de Apostolische Geloofsbelijdenis – de Heilige Geest als Heere Die levend maakt. Dankzij de vernieuwende werking van Gods Geest is er een kerk en de kern van haar boodschap is de vergeving van zonden.

De geloofsbelijdenis van Nicea werd op het eerste oecumenische concilie dat in 325 in Nicea werd gehouden opgesteld. Op het tweede oecumenische concilie dat in 381 te Constantinopel werd gehouden, werden na de belijdenis over de Heilige Geest de woorden ‘Die Heere is en levend maakt’ ingevoegd. Daarom is de officiële naam van deze belijdenis het Nicenum-Constantinopolitanum.

Met de geloofsregel wordt allereerst al duidelijk dat het bij de Schepper van hemel en aarde en de God en vader van Jezus Christus om dezelfde Persoon gaat. De Heilige Geest, Die onder de nieuwe bedeling door apostelen heeft gesproken, sprak onder de oude bedeling door profeten. Wezenlijk is dat wij ervan overtuigt zijn dat niet alleen de Vader God is, maar ook de Zoon en niet alleen de Zoon, maar ook de Heilige Geest en dat er toch maar één God is. Leg je zo geen raster over de Schrift? Nee, dit is een leesvrucht van de Schrift en wie God niet erkent en belijdt als de drie-enige God is blind voor de kern van de Bijbelse boodschap. De geloofsregel wil onze ogen openen voor die kern en ons bij die kern bewaren.

Op het concilie van Chalcedon, dat gehouden werd in 451 na Chr., heeft de kerk beleden dat in de ene persoon van de Middelaar Jezus Christus de goddelijke en de menselijke natuur ongedeeld en ongescheiden, maar ook onvermengd en onveranderd met elkaar zijn verbonden. Jezus is God Die mens werd. Waarachtig mens, maar geen gewoon mens. Wat als wij het over de menselijke natuur van de Middelaar denken, kunnen we die nooit losmaken van de goddelijke natuur.

*

Augustinus en Anselmus

Augustinus heeft geworsteld met het komen tot Christus. Als hij overtuigd is geraakt van de waarheid van het christelijke geloof, wil hij aanvankelijk niet breken met een levensstijl die hem van Christus afhield. Hij leerde bidden of God Zelf hem wilde geven, wat God hem gebood. Nadenkend over de relatie tussen geloof en genade leerde Augustinus verstaan, zonder dat dit iets afdeed van de verantwoordelijkheid van de mens, dat het geloof een genadegave van God is. Gods verkiezende liefde tot ons, waaraan wij in de wedergeboorte deel krijgen, gaat aan onze liefde tot God vooraf.

Dieper dan voor hem in de kerkgeschiedenis was gedaan, heeft de middeleeuwse theoloog Anselmus van Canterbury nagedacht over de betekenis van de kruisdood van Christus. Hij schreef het boek Cur Deo Homo (Waarom God mens werd). Daarin laat hij zien dat Christus aan Gods eer heeft genoeg gedaan. Trouwens, ook de kerkvaders beleden dat Christus aan het kruis niet alleen de duivel heeft verslagen maar ook de toorn van God heeft weggedragen.

*

De gereformeerde belijdenis

De Reformatie heeft zonder enige reserve de Apostolische Geloofsbelijdenis en de beslissingen van de eerste vier oecumenische concilies aanvaard. De Reformatoren wensten dan ook geen nieuwe kerk te stichten, maar beoogden een reformatie van de katholieke Kerk. De Kerk van de Reformatie is een gereformeerde of hervormde katholieke Kerk. In de Heidelbergse Catechismus wordt, aansluitend bij de Kerk van vóór de Reformatie, de inhoud van het geloof uiteengezet aan de hand van de Apostolische Geloofsbelijdenis, van de levenspraktijk aan de hand van de Tien Geboden en van de praktijk van het gebed aan de hand van het Onze Vader. De gereformeerde belijdenis wil niets meer zijn dan een uitwerking en nadere ontvouwing van de Apostolische Geloofsbelijdenis.

In zondag 5 en 6 van de Heidelbergse Catechismus wordt over de noodzaak van de Middelaar gesproken. We proeven hoe in deze zondagsafdelingen de inhoud van het boek van Anselmus Cur Deo Homo (Waarom God mens werd) doorwerkt. In aansluiting bij Calvijn wordt er nog dieper over de kruisdood van Christus gesproken dan Anselmus deed. Voor Anselmus is de keuze genoegdoening door de Middelaar of straf dragen door de zondaar. In de Heidelbergse Catechismus wordt beleden dat de Heere Jezus Christus aan Gods recht genoeg heeft gedaan door plaatsvervangend de toorn van God weg te dragen.

Met Augustinus betuigt de gereformeerde belijdenis dat het geloof een genadegave van God is. Aan onze liefde tot God gaat Gods liefde tot ons vooraf. Met name in de Dordtse Leerregels vinden we tot in de gebruikte formuleringen toe de invloed van Augustinus.

De gereformeerde belijdenis laat ons zien dat christenen van de Reformatie niet ook maar juist katholiek zijn. Kenmerkend voor de belijdenis van de Reformatie – zowel de lutherse als de gereformeerde – is het onderscheid tussen rechtvaardiging en heiliging. Een christen is vrijgesproken van schuld en straf. Die vrijspraak is volkomen. Een christen behoort ook Christus helemaal toe. Echter als het gaat om het leven voor Hem dan is dat altijd nog ten dele.

Zowel theologisch als pastoraal is het onderscheid tussen rechtvaardiging en heiliging van grote betekenis. Alhoewel zelfs de verst gevorderde christen maar ten dele heilig is, mag reeds aan een beginnend christen betuigd worden dat hij volkomen rechtvaardig voor God is. De vrijspraak van schuld en straf is namelijk niet gebaseerd op het werk van Christus in ons, maar buiten ons.

In de eeuwen vóór de Reformatie speelde al de vraag naar de verhouding tussen Schrift en traditie. Dan zien we twee lijnen. De ene lijn is dat de Schrift tenslotte het laatste woord heeft en de andere lijn dat traditie naast de Schrift een zelfstandige betekenis heeft. De Reformatie kiest op grond van het zelfgetuigenis van de Schrift voor de eerste lijn en Rome op het concilie van Trente voor de tweede lijn. Over de eerste wordt het anathema (vervloeking) uitgesproken.

*

De kern van de gereformeerde belijdenis

De gereformeerde belijdenis is uitgebreider dan het credo en heeft niet minder dan het credo de bedoeling onze ogen voor de Bijbelse boodschap te openen en ons erbij te bewaren. In de belijdenis is een gelaagdheid. We kunnen niet zeggen dat elke afwijking ervan de zaligheid raakt. Het raakt wel het welbevinden van de kerk. De kerk spreekt in de belijdenis uit over welke zaken in haar midden eenstemmigheid moet zijn. Dat zijn zowel zaken die rechtstreeks de zaligheid raken als zaken die het welbevinden van de kerk betreffen.

Niet altijd is de grens tussen die twee even duidelijk te trekken, maar het is goed zich van dat verschil bewust te zijn. We mogen dan opmerken dat de diepste kernen van de gereformeerde belijdenis gedeeld worden door christenen die niet tot een kerk met een gereformeerde belijdenis behoren.

 Een van de kleurrijkste negentiende-eeuwse Schotse theologen was ongetwijfeld John Duncan. Zijn jongste dochter Maria Dorothea trouwde met een Duitse lutherse predikant. Samen emigreerden zij naar Amerika. Duncan had niet alleen een nauwe geestelijke band met zijn dochter, maar voelde zich ook verbonden aan zijn schoonzoon, terwijl zijn schoonzoon reserves had bij de gereformeerde belijdenis, zoals Duncan die had bij de lutherse. In alle openheid sprak Duncan daar met zijn schoonzoon en dochter over en omgekeerd en je vindt dat terug in hun correspondentie. Hij schreef eens aan zijn dochter dat over de volgende leerstukken tussen alle christenen eenstemmigheid behoort te zijn:[1]

  1. De volledige inspiratie van de Schrift
  2. De drie-eenheid
  3. De val in Adam
  4. Zaligheid enkel uit genade door Jezus Christus, Die God en mens is in één persoon
  5. Verlossing door Zijn bloed
  6. Wedergeboorte door de Heilige Geest
  7. Rechtvaardiging door het geloof alleen
  8. Heiliging door Gods Geest
  9. De plicht van de gelovigen om de sacramenten te gebruiken

Ik hoop dat wij dat Duncan allen nazeggen en dan worden ons ook hier weer kaders aangereikt waarbinnen de Schriftuitleg zich dient te bewegen. Kaders die wij niet als rasters zullen ervaren, maar als leesvrucht van Bijbelonderzoek.

Ik wijs in dit verband ook op Groen van Prinsterer. Hij brengt in zijn geschrift Proeve over de middelen waardoor de waarheid wordt gekend en gestaafd het volgende naar voren: ‘Wicleff, Huss, Luther, Zwinglius, Calvijn, Spener, Whitefield en Wesley predikten dezelfde leer. Volslagen bederf, verzoening in het bloed van Christus, noodzakelijkheid van bekeering en heiligmaking, het nietsbetekenende van eigen geregtigheid; dezelfde leer in al wat zaligheid raakt. Onderling, en met de gelovigen van alle tijden en kerkgenootschappen eensgezind, bouwden zij op het Evangelie en behoorden tot de algemeene christelijke kerk, aan geen tijd, of plaats, of kerkgenootschap verbonden, wier eenheid van geen pauselijk bestuur, maar van Gods Woord en Geest afhankelijk, niet materieel, zoo als in de roomsche kerk, maar geestelijk is.’ [2]

Het gaat om de boodschap van de ene Naam, de twee wegen en drie stukken. Deze boodschap is diep en met grote kracht verwoord in de Heidelbergse Catechismus. Dr. H.F. Kohlbrugge zei op zijn sterfbed tegen jonge mensen: De Heidelberger, de eenvoudige Heidelberger houdt daaraan vast mijn kinderen.’ Ik zeg het hem van harte na.


[1] Reformed Theological Journal,November 1998, 46.

[2] G. Groen van Prinsterer, Proeve over de middelen waardoor de waarheid wordt gekend en gestaafd, tweede druk (Amsterdam: H. Höveker, 1856), 31.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s