
Hoe ontstond het kerkelijke jaar?
Houden we ons aan het kerkelijke jaar dan is de lijdenstijd aangebroken. In het verleden waren er onder gereformeerde belijders in Nederland nog bezwaren tegen het kerkelijke jaar. Deze bezwaren zijn inmiddels verdwenen, al kent de één meer betekenis toe aan het kerkelijke jaar dan de ander.
Het kerkelijke jaar is geen Bijbelse gebod, maar een kerkelijke gewoonte die in de vorm waarin wij het nu kennen in de loop van eeuwen is gegroeid. Al in de tweede eeuw na Christus kreeg het Paasfeest een christelijke invulling. Men herdacht dan de opstanding van Christus op christenen in Klein-Azië na. Die hielden zich aan de Joodse paasdatum en herdachten met Pasen niet de opstanding maar de kruisdood van Christus.
Dat blijkt ook uit de oudste paaspreek binnen de christelijke kerk van de hand van Meilito van Sardis. In deze preek legt hij een relatie tussen het Aramese woord pascha en het Griekse werkwoord paschein dat lijden betekent. Pas op het concilie van Nicea werd deze praktijk verboden en moest Pasen op zondag en niet op de veertiende Nisan worden herdacht. Toch blijft het goed om te weten dat niet goed mogelijk is om Pasen niet alleen aan de opstanding van Christus maar ook aan Zijn kruisdood te verbinden. Ook dit laat zien dat wij aan het kerkelijke jaar, zoals wij dat nu kennen, geen absolute betekenis mogen toekennen.
Na de kruisdood en opstanding ging men ook op vaste tijden de andere heilsfeiten herdenken. In de weken voorafgaande aan het herdenken van de kruisdood van Christus werden Zijn lijdensgangen overdacht en in de weken voor kerst werd stilgestaan bij de oudtestamentische Christusverwachting en bij gebeurtenissen die direct aan de geboorte van Christus voorafgingen.
Calvijn wilde van het hele kerkelijke jaar inclusief de christelijke feestdagen niet weten. Alleen de eerste dag van de week droeg volgens hem een bijzonder stempel. In de praktijk bleek Calvijn tot enige plooibaarheid op dit punt bereid. Dat lag voor John Knox, de hervormer van Schotland anders. Nog altijd zijn er Schotse kerken die niet van de christelijke feestdagen willen weten. In ons land heeft Jacobus Koelman dit standpunt verdedigd.
Hij heeft daarin weinig navolging gevonden, al zijn er nog altijd Zeeuwse gemeenten die geen kerk-diensten op tweede feestdagen kennen. De grote heilsfeiten werden op vaste tijden herdacht, waarbij opvallend is dat dit niet gold voor de kruisdood van Christus. Pas in de negentiende eeuw bepaalde Hervormde synode dat de vrijdag voorafgaande aan Pasen dag ook een bijzonder karakter had en er op deze dag een kerkdienst moest worden belegd. Vooral in vrijzinnige kring werd op Goede Vrijdag ook het Avondmaal bediend. Een praktijk die niet los stond van het feit dat men met de opstanding als historisch feit moeite had. Hoe dan ook ging men ook in protestants Nederland over Goede Vrijdag spreken.
De gewoonte om de weken voorafgaande aan deze vrijdag in de prediking bij de lijdensgangen van Christus stil te staan was overigens al in de laatste decennia van de zestiende eeuw ingezet. Vanaf de negentiende vond ook de adventstijd in protestantse kring ingang. Lang klonken er overigens nog protesten en bezwaren tegen een zo uitgebreide invulling van het kerkelijke jaar. Vooral uit afgeschei-den kring. Het is goed om dit te weten. Nu zien we meer dan eens dat soms juist in de kringen van de afgescheiden kerken wel een heel grote betekenis aan het kerkelijke jaar wordt toegekend.
*
Het kerkelijk jaar. Een didactisch hulpmiddel
Zelf kan ik het kerkelijke jaar waarderen en plaats geven als middel om elke jaar in de prediking op vaste tijden bij de grote heilsfeiten stil te staan. Het feit dat dit wereldwijd gebeurt, geeft verbonden-heid. Ook op deze wijze krijgt gemeenschap der heiligen gestalte. De adventstijd zorgt ervoor dat de Christusverwachting van de oude bedeling in de prediking aan de orde komt en de in lijdenstijd gaan de evangeliën open in de tekening van de gang van Christus van kribbe naar kruis.
Moeite heb ik wel als het verder gaat. Ik ben niet gelukkig met het feit dat ook in protestantse kring de lijdenstijd een tijd van boete en vasten wordt. Niet dat ik tegen boeten en vasten bezwaar heb. Integendeel, maar dat moeten we niet aan een bepaalde periode van het jaar koppelen.
Wij moeten ons ook ver houden van de gedachte van dat wij als het ware de heilsgang van Christus van kribbe naar kruis opnieuw meemaken. De rooms-katholieke leer dat in de eucharistie de kruis-dood van Christus present wordt gesteld en Christus daar lichamelijk aanwezig is, biedt meerdere handvatten voor de zienswijze dat wij als het ware het lijden Christus meebeleven. Daarmee wordt aan de realiteit van Opstanding en Hemelvaart reeds voor wie het prilste geloof heeft, geen recht gedaan.
Ongetwijfeld mogen en moeten wij het lijden en sterven van Christus overdenken. We zien in het kruis van Christus niet alleen de grootheid van Gods liefde, maar ook Zijn toorn over de zonde. Echter die Christus Wiens lijden en sterven wij overdenken, kennen we sinds onze wedergeboorte in de kracht van Zijn opstanding en wij zoeken Hem aan de rechterhand van Zijn Vader. Wij zien ook uit naar Zijn wederkomst.
Met name Calvijn – en in zijn voetspoor de gereformeerde reformatie – heeft benadrukt dat wij sinds Hemelvaart en Pinksteren door de kracht van Gods Geest Christus dagelijks aan Gods rechterhand in de hemel moeten zoeken. Wij hebben onder de nieuwe bedeling de eerste dag van de week als rustdag omdat Christus op die dag opstond uit de doden. Elke eerste dag van de week staat in het teken van Pasen.
Voor Calvijn was niet zonder reden daarom de Hemelvaart de kroon op de heilsfeiten die tot dusver tot stand zijn gebracht. De Geest van Pinksteren verbindt ons aan ten hemel gevaren Christus. Niet voor niets horen we bij de bediening van het Heilig Avondmaal dat wij onze harten hemelwaarts moeten heffen. In het Latijn is dat: sursum corda.
*
De heilsfeiten vormen in de beleving een eenheid
Bezwaarlijk wordt het als het kerkelijke jaar ertoe leidt dat de heilsfeiten uit elkaar worden getrokken. Het Nieuwe Testament laat ons zien hoezeer zij in de geloofsbeleving een eenheid vormen. Een christen is wedergeboren tot een levende hoop door de opstanding van Christus uit de doden. Hij is met Christus levend gemaakt en in de hemel gezet en zoekt daarom de dingen die boven zijn. Hij is ook met Christus gestorven en doodt daarom zijn leden die op de aarde zijn.
Dit zijn geen zaken die we van elkaar los mogen maken. Wel hebben we ons leven lang nodig om er meer zicht op te krijgen en we hebben er zelfs de eeuwigheid voor nodig om samen met al de heiligen de liefde van Christus te bezingen. Hier op aarde zullen we de ene keer meer de geboorte van Christus overdenken. De andere worden we naar Zijn kruisdood of opstanding geleidt. Even later – er hoeft geen lange tijd tussen te zitten – kan het zijn dat wij Zin lijdensgangen over denken. Maar altijd gebeurt dat in gemeenschap met Hem Die zit aan Gods rechterhand en Die ons vandaar Zijn Geest heeft gegeven.
Christus en Zijn werk krijgen voor ons betekenis tegen de donkere achtergrond van zonde en schuld. We worden als vijanden met God verzoend. We worden, terwijl we dood waren in zonden en mis-daden, met Christus levend gemaakt. Onze geestelijke loopbaan begint als Gods Geest ons overtuigt van zonde en verlorenheid, ons verstand verlicht in de kennis van Christus en onze wil vernieuwt, zodat wij in staat worden gesteld en gewillig gemaakt Christus als volkomen Zaligmaker, Die ons wordt aangeboden om niet, te omhelzen.
Dan wordt onze levensgang een afspiegeling van de gang van de Borg. Niet dat wij iets aan Zijn offer moeten toevoegen of in onze geloofsbeleving Kruis, Opstanding en Hemelvaart na elkaar beleven. Het tegendeel is juist het geval. We leren roemen in het geslachte Lam dat zit aan Gods rechterhand.
Maar zoals Zijn gang een gang van lijden naar heerlijkheid was, geldt dat ook voor ons. Omdat wij bereid zijn met Hem te lijden, mogen we weten dat wij ook met Hem verheerlijkt worden. Hier aarde moeten wij ook onze oude natuur doden. De kerk op aarde is een strijdende kerk. Vurig kunnen wij dan soms uitzien naar het einde van de reis, naar de overgang naar de triomferende kerk en vooral naar de neerdaling van het nieuwe Jeruzalem uit de hemel. Daar worden alle tranen afgewist en gaat lijden en verdrukking voor heel de vrijgekochte kerk in verheerlijking over.
Daarbij zien we nooit teveel maar altijd nog te weinig op den overste Leidsman en Voleinder van het geloof, Jezus, Die, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van de troon van God.
*
Het oog omhoog en het hart naar boven
Laat ieder die dit leest zich afvragen of hij zich herkent in het lied waarmee ik deze bijdrage besluit. Wie wedergeboren is tot een levende hoop, zal niet anders kunnen dan dit beamen. Laten wij elkaar ook aansporen ons leven buiten onszelf in Christus te zoeken Die gezeten aan Gods rechterhand bidt voor allen die door Hem tot de Vader naderen en Die vanuit de hemel als Koning Zijn kerk beschermt en bewaart.
’t Oog omhoog, het hart naar boven,
hier beneden is het niet!
’t Ware leven, lieven, loven
is maar, waar men Jezus ziet.
Wat men hoort of ziet op aard’
is ons kost’lijk hart niet waard;
wil men leven, lieven, loven:
’t oog omhoog, het hart naar boven!
*
Jezus, bron dier hemelvreugde,
die ons hart eens smaken zal,
wat ons ooit op aard’ verheugde,
Gij verheugt ons boven al;
daar Gij ons reeds hier bereidt
voor des hemels heerlijkheid,
waar w’ U eeuwig lieven, loven:
Jezus, trek ons hart naar boven!
*
Och, dat aller mensen tongen,
aller eng’len zang, o Heer,
samenstemden, samen zongen
eeuwig tot uw lof en eer!
Zonder einde geeft uw lof,
Jezus, ons de rijkste stof!
Trek tot U ons hart naar boven,
dat w’ U eeuwig lieven, loven