
“En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij op Zijn aangezicht, biddende en zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.” (Mattheüs 26:39)
De kern van het christelijke geloof is dat Jezus Christus in plaats van anderen leed en stierf. Zijn lijden en dood zijn onvergelijkbaar. Hij stierf niet als martelaar, maar als Middelaar. Ieder mens moet eenmaal na dit leven voor de rechterstoel van God verantwoording over zijn leven afleggen. Mensen die daarmee hebben gerekend, maar evengoed allen die daar niet mee hebben gerekend. Voor Gods rechterstoel staan wij allen schuldig, ook al hebben wij nog zo keurig geleefd. God is zo heilig. Aan die heiligheid beantwoordt geen enkel mens.
Zonder dat Hij ertoe verplicht was, zond God Zijn Zoon naar deze wereld. Die kwam om te doen wat wij moeten doen, maar niet kunnen doen. Hij droeg plaatsvervangend de straf die de mens zou moeten dragen weg. Hoe groot dat is geweest, blijkt wel uit de lijdensgeschiedenis van de Heere Jezus Christus. Het blijkt ook uit het gebed dat de Heere Jezus bad in de hof van Gethsemané. Dat gebed vindt u boven deze meditatie.
Nadat de Heere Jezus met Zijn discipelen in een opperzaal in Jeruzalem voor het laatst het pascha gevierd had, ging Hij met hen uit naar Gethsemané. Dat was een hof gelegen op één van de hellingen van de Olijfberg. Acht discipelen blijven achter bij de ingang van de hof. Petrus, Johannes en Jacobus gaan mee de hof in. Op een steenworp afstand van de laatste drie gaat de Heere in gebed. Hij smeekt Zijn Vader of het mogelijk is de drinkbeker die Hem wordt toegereikt, te laten voorbij gaan.
De drinkbeker is een aanduiding voor de toorn van God over de zonde. Die drinkbeker gaat de Heere Jezus straks voor anderen leeg drinken. Dat is op Golgotha gebeurd. Voordat het zover was, smeekte de Zoon of er geen andere weg was. Het gebed van Christus in Gethsemané laat ons de ernst van de zonde zien. Als Gods eigen Zoon er al zo tegen op heeft gezien onder het recht van God verbrijzeld te worden, wat moet het dan voor ons wel zijn om te vallen in de handen van de levende God.
De Heere Jezus Christus voegde aan Zijn gebed de woorden toe: ‘maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wil.’ De wil van Zijn Vader woog Hem het zwaarst. Omdat de Vader zondaren de zaligheid wilde schenken, was er maar één weg: de weg van verzoening door voldoening. Deze weg is Christus gegaan. Hij heeft de drinkbeker van Gods toorn tot op de laatste druppel leeg gedronken. Op Golgotha riep Hij tenslotte uit: ‘Het is volbracht.’
De Heere Jezus Christus heeft de drinkbeker van Gods toorn leeg gedronken. Aan iedereen die het Evangelie verkondigd wordt, wordt een beker van genade, zaligheid en eeuwig leven aangeboden. Er wordt ons gezegd: ‘En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet.’ Het geloof in Christus is het middel om de zaligheid te ontvangen. Zo krijgen we deel aan Christus en aan het werk wat Hij heeft gedaan. Het ware geloof ontstaat in de diepte van onze verlorenheid. De psalmist betuigde: ‘Ik lag gekneld in banden van den dood, Daar d’ angst der hel mij alle troost deed missen.’ Geloven is vluchten tot Christus en drinken uit de Fontein des heils.
Aan Christus werd in de hof van Gethsemané de drinkbeker van Gods toorn toegereikt. Ons wordt gezegd dat wij mogen drinken uit de Fontein van het heil. Wie dat door genade doet, wordt met diepe verwondering vervuld en mag een blijdschap leren kennen die dieper is dan welke blijdschap ook. Zo hebben we hier op aarde al iets van de hemel in ons hart. Is dat het geval, dan gaan we straks het nieuwe Jeruzalem binnen. Is dat niet het geval, dan kunnen we daar niet binnen komen. Er is niets zo erg als dat. Zoek de Heere, terwijl Hij te vinden is.