De betekenis en invloed van Karl Barth (1886-1986)

Inleiding

Karl Barth is ongetwijfeld in de twintigste eeuw de meest invloedrijke theoloog geweest. Zijn theo-logie riep echter niet alleen bijval maar ook tegenspraak op. Aan het einde van zijn leven begon zijn invloed te tanen. Men meende dat zijn theologie te weinig recht deed aan de eigen positie van de mens en aan de menselijke ervaring. Barth met zijn sterke nadruk op de open­baring paste niet in het post­moderne levensklimaat dat zich begon aan te kondigen. Intus­sen zien we dat er nu weer sprake is van een hernieuwde belangstelling voor Barth. Die be­lang­stel­ling is er vooral in kringen waar dat eerder niet of veel mindere het geval was.

Wereldwijd zijn er evangelicals die menen dat in de theologie van Barth be­langrijke ant­woorden liggen voor de vragen die vandaag op ons afkomen. In Nederland kunnen er namen genoemd worden van theologen uit de kring van de Gereformeerde Bond binnen de PKN, de Gere­for­meerde Kerken Vrij-gemaakt en de Christelijke Gereformeerde Kerken die opvallend positief over Barth en zijn Neder-landse geestverwanten als Noordmans en Miskotte oordelen. Verschuivingen in theologische en ethisch opzicht in deze  kringen en kerken  staan niet los van de brede waardering die Barth en zijn geestverwanten steeds meer ontvangen.

Barth is wel de kerkvader van de twintigste eeuw genoemd. Echter om een kerkvader te zijn is in­vloed alleen niet voldoende. Een kerkvader moet ook orthodox zijn en is Barth dat? Voor de één leidt dat geen twijfel. De ander heeft hier op zijn minst vele vragen of beantwoordt die vraag ontkennend. Eerlijk gezegd moet ik belijden dat ik tenslotte ook het laatste doe. In dit ar­­tikel wil ik aangeven waarom.

 

Levensloop

Barth zag het levenslicht in Bazel. In 1889 verhuisde het gezin waartoe hij behoorde naar Bern. Zijn vader Fritz Barth was hoogleraar kerkgeschiedenis en Nieuwe Testament. Hij was in zijn theologie gematigd orthodox. Daarbij moet wel heel veel nadruk op het woord ‘ge­ma­tigd’ worden gelegd. Zo geloofde hij niet in maagdelijke geboorte van de Heere Jezus Chris­tus. Na zijn studie theologie werd Barth predikant in het Zwitserse dorpje Safenwil. Vanaf 1921 was hij hoogleraar in de theologie; eerst in Göttingen, daarna in Münster, ver­volgens in Bonn en tenslotte vanaf 1935 in Basel. De reden van zijn vertrek naar Basel was dat hij zich weigerde te conformeren aan het nationaal-socialisme. Na de Tweede Wereld­oor­log kwam Midden-Europa in de invloedsfeer van het communisme. Barth heeft het com­mu­­nis­me pu­bliek nimmer zo veroordeeld als het nationaal-socialisme. Onder andere de Ame­ri­kaanse theo­loog Reinhold Niebuhr heeft hem dat zeer kwalijk genomen.

Barth trouwde in 1913 met Nelly Hofmann. Na verloop van jaren bleek dat zijn huwelijk be­paald niet optimaal was. Zeer ingrijpend voor mevr. Barth was dat de secretaresse van Barth, Charlotte von Kirschbaum, met wie Barth in 1926 in contact was gekomen, ten slotte onder hun dak intrek nam. Barth en zijn vrouw hebben serieus overwogen van elkaar te schei­den, maar bleven uiteindelijk toch bij elkaar. Dat Barth uitdrukkelijk de mogelijkheid van echt­schei­ding openlaat als een huwelijk niet meer als een weerspiegeling van de verhouding tuss­en Christus en Zijn Kerk kan worden gezien, staat niet los van zijn relatie met Charlotte von Kirschbaum. De homoseksuele praxis heeft Barth daaren-tegen radicaal van de hand gewezen. Hij meende ook dat overheid openbare uitingen daarvan moest tegengaan. Daarin laat Barth een duidelijker geluid horen dan menig huidige theoloog die in andere opzichten ortho­doxer is dan Barth.

 

Barths visie op de openbaring

Tijdens zijn theologie studie was Barth onder de bekoring gekomen van de liberale theologie. Politiek gezien, koos hij voor het socialisme. Dat laatste bleef het geval toen er zich in zijn theo­lo­gische denken een ingrijpende wending voltrok. Het feit dat zijn theologische leer­mees­ters de politiek van de Duitse keizer bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog steun­den, was een katalysator in een ontwikkeling waarbij Barth zich radicaal van de liberale theo­lo­gie afwendde. Terwijl voor de liberale theologie de mens Jezus Christus het uit­gangs­punt is als de climax van wat God in de mens zoekt, neemt Barth vanaf zijn wending zijn startpunt in de klassiek kerkelijke leer van de Drie-eenheid.

Niet religie – waarbij de christelijke religie de hoogste vorm ervan is – is het wachtwoord van Barth, maar Gods openbaring; een openbaring die een veroordeling is van alle religie inclusief de christelijke. Voor Barth mogen we de openbaring niet met de Bijbel gelijk stellen. De Bijbel verwijst naar het Woord van God, ver­wijst naar Gods openbaring maar is als zodanig zelf geen openbaring. Concreet kwam Barth op voor de openbaring zonder de Schriftkritiek prijs te geven. Dat is één van de redenen dat hij zowel door meer liberale als meer conservatieve theologen werd gewaardeerd.

Bij Barth blijft de relatie tussen de Bijbel en de openbaring onduidelijk. Aan de ene kant onder­bouwt hij zijn standpunten met Schriftcitaten. Aan de andere kant zegt hij dat de Schrift niet alleen in historisch maar ook in theologisch opzicht feilbaar is en ook metterdaad meer dan eens faalt. Dogma-tiek heeft Barth omschreven als bezinning op de verkondiging van het Woord van God binnen de kerk.

Vraag is dus: Hoe moet de kerk over God spreken? We kunnen niet zeg­gen dat dogmatiek betekent dat wij betuigen wie God is ons buigend voor de Bijbel als het Woord van God. Niet de Bijbel als zodanig (en dan uiteraard in relatie tot het verstaan van de in­houd ervan de eeuwen door) maar de kerkelijke verkondiging van de Bijbelse boodschap is voor Barth de stof van bezinning voor de dog­matiek.

Barth wil niet, zoals de liberale theologie dat doet, van het algemene naar bijzondere gaan. Hij begint bij het bijzondere. Echter dat bijzondere is voor hem van meet af aan universeel. Dat heeft te maken met het feit dat bij Barth schepping en verzoening feitelijk samenvallen. Het verbond der genade is de innerlijke grond van de schepping. Van een historische zondeval wil Barth niet weten. Dat was voor Klaas Schilder één van de belangrijkste redenen Barth te be­strijden. Wie de zondeval als historisch feit ontkent, krijgt daarmee ook een andere kijk op ver­zoening, verlossing en voleinding.

Bij de schepping bindt God volgens Barth de strijd aan met het ‘’Nichtige’. Er is dus geen spra­ke van een schepping uit het niets. Barth vond zich in deze visie gesteund door een oud­testa­­menticus als Von Rad; een visie die echter in het Oude Testament zelf – in tegen­stelling tot de Unwelt ervan – geen grond vindt. Terecht is dan ook door meerderen opgemerkt dat Barth de liberale theologie niet echt heeft gebroken maar omgekeerd. Terwijl de liberale theologie van het algemene naar het bijzondere gaat doet Barth het omgekeerde, maar beiden zijn uni­ver­salistisch van karakter. Concreet betekent voor Barth het feit dat wij niet los van de ver­zoe­ning over de schepping mogen spreken, een protest tegen vormen van status quo en tegen vaste structuren. Vooral een aantal van zijn leerlingen en geestverwanten koos daarbij voor radi­caal maatschappijkritische standpunten.

Zeker is dat Barth zelf het licht van Christus niet alleen binnen maar ook buiten de kerk aan­wezig acht. Hoe dan ook acht hij een tweedeling tussen hen die genade hebben ontvangen en niet ontvangen onjuist. Heel de schepping en heel de mensheid moeten we zien in het licht van het ja van God dat elk nee overtreft. Juist hier blijkt hoezeer Barth andere wegen gaat dan de klassieke orthodoxie die opkomt voor de noodzaak van een persoonlijk geloof en uitgaat van de realiteit van het eeuwig verderf; een verderf dat niet een onmogelijke mogelijkheid is maar een realiteit.

Barth’s  Magnum opus, de Kirchliche Dogmatik, is onvoltooid gebleven. Het ge­plande deel over de eschatologie is nooit uitgekomen. Uit wat Barth elders schreef, weten we wel dat voor hem Gods toorn geen zelfstandig karakter heeft ten opzichte van Gods genade­rijk handelen. Onduidelijk is of Barth van een concreet en individueel voortbestaan na de dood wilde weten en in verband daarmee een werkelijke opstanding van concrete doden. Het lijkt erop dat hij niet verder wilde gaan dan te stellen dat wij na ons sterven voort leven in Gods herinnering. Zo hebben in ieder geval meerderen hem begrepen. Zeker is dat in Barth’s theologie alle nadruk valt op dit leven en deze wereld. Juist daarin gaat Barth andere wegen dan de klassiek christelijke theologie, welke concrete gestalte deze dan ook verder heeft.

 

Vrijheid en genade

Barth is op heel verschillende wijze geïnterpreteerd. Dat staat niet los van het feit dat zowel Gods vrijheid als Gods genade voor Barth’s theologie fundamenteel zijn. Barth kan stellen dat God in vrijheid en zonder daartoe verplicht te zijn er van eeuwigheid voor heeft gekozen één te zijn met de gekruisigde en opgestane Christus. Tegelijkertijd kan Barth zeggen dat wij nooit an­ders over God mogen spreken en denken dan vanuit Zijn handelen in Christus. Logisch sluiten de wijze waarop Barth over God’s vrijheid enerzijds en Zijn genade anderzijds spreekt, elkaar uit. Feitelijk is voor Barth Gods universele genade bepalend.

Barth’s theologie is dan ook méér dan alleen Christomonistisch. Als Barth spreekt over Christus is het altijd de ge­kruisigde en opgestane Christus (twee fasen die Barth theologisch niet van elkaar onder­scheidt) en nooit de Zoon los van de vleeswording. Barth acht een dergelijk spreken over Chris­tus speculatief. De vraag is echter: waarom? De Schrift geeft immers zelf alle aanleiding om allereerst over de Zoon nog los van Zijn menswording te spreken. Juist Barth’s eigen spre­ken over Christus moet in het licht van de Schrift als speculatief worden gezien.

Zoals Barth het spreken over Christus los van Zijn vleeswording speculatief noemt, geldt dat volgens hem ook voor de wijze waarop in de klassiek gereformeerde theologie over ver­kie­zing en verwerping wordt gesproken. Over de verwerping wordt daar namelijk los van Christus ge­sproken. Volgens Barth is Christus Degene in wie de mens c.q. heel de mensheid zowel ver­ko­ren als verworpen is.

Echter, de vraag rijst of in een dergelijke ziens­wijze de komst van Christus nog wel noodzakelijk was. Is er dan niet evenwel reden om te stellen dat God bij voorbaat heel de wereld en de mensheid liefheeft zoals de liberale theo­logie zegt?! Barth’s feitelijke bezwaar tegen de klassieke orthodoxie lijkt te zijn dat er concrete mensen naar een reële eeuwige rampzaligheid gaan. Met een beroep op God’s vrijheid heeft Barth formeel geen alverzoening geleerd, het is echter wel de enig mogelijke con­clusie die uit zijn theologie kan worden getrokken of woorden moeten elke betekenis verliezen.

Het feit dat Barth het arminianisme van de hand heeft gewezen en ook in het lutheranisme zoals het zich na Luther’s dood heeft ontwikkeld arminiaanse trekken aanwezig ziet, moet wel in het perspectief van Barth’s gehele theologie worden gezien. Uiteindelijk kan Barth zo re­la­ti­verend over het geloof spreken, omdat voor hem helemaal geen geloof nodig is. Als het gaat om de noodzaak van geloof staat het klassieke arminianisme veel dichter bij het cal­vi­nisme dan bij Barth. Voor Barth is geloven alleen maar je bewust worden wat voor jou en heel de wereld al zo was.

 

De drie-eenheid en de persoon en het werk van de Heere Jezus Christus

In tegenstelling tot de liberale theologie aanvaardt Barth niet alleen de Drie-eenheid, maar zet ook die ook in het centrum van zijn theologie. Tegelijkertijd moeten we constateren dat Barth dit dogma, zoals dat ook van andere leerstukken geldt, anders invult dan de klassieke theolo­gie dan deed. Voor Barth is er feitelijk maar één goddelijk Subject of Persoon. Ten onrechte beroept hij zich voor deze visie op Anselmus die sprak over een herhaling van de eeuwigheid in de eeuwigheid. Bij Anselmus gaat het daarbij over Gods natuur en niet zoals Barth sugge­reert over God als het ene goddelijke subject. Terecht heeft men dan ook modalistische trek­ken in Barth’s visie op de Drie-eenheid aangewezen. Bij hem vervaagt het onderscheid tussen de drie goddelijke Personen.

In relatie met wat al naar voren kwam over Gods vrijheid en Gods genade moet in dit verband worden gesteld dat – hoewel Barth het onderscheid tussen wezenstriniteit en open­barings­trini­teit handhaaft – bij hem dit onderscheid haar betekenis verliest. De openbaringstriniteit is de wezenstriniteit. Als de Gekruisigde en Opgestane behoort Christus bij het wezen van God. On­duidelijk is bij Barth de relatie tussen de eeuwige Zoon en de historische Jezus. Van een goddelijk zelfbewustzijn van Jezus wil hij niet weten. Zo wekt hij de indruk dat de zich als Drie-enige openbarende God de mens Jezus Christus in Zijn dienst neemt. Dat brengt hem dan weer in de nabijheid van het nestorianisme.

Verbonden met het feit dat het onderscheid tussen de goddelijke Personen vervaagt, is het gegeven dat Barth niet wil weten van de leer van de verzoening door voldoening. Hij houdt wel vast aan de plaatsvervangende betekenis van het lijden en sterven van Christus, maar zegt niet dat aan het kruis de toorn van God metterdaad is gestild [ of: ‘de straf is weggedragen,’want toorn is een emotie en die kan niet worden weggedragen] . Een dergelijke visie betekent voor Barth dat de orthodoxie voorafgaande aan het werk van Christus over God’s toorn spreekt. Dat is iets wat hij juist niet wil.

C.G. Berkouwer, die zich overigens zelf steeds meer in de richting van Barth bewoog, heeft hierbij de vinger gelegd in zijn boek De triomf der genade in de theo­logie van Karl Barth. Barth suggereert trouwens ook dat wij het lijden van Christus niet tot Zijn menselijke natuur mogen beperken. Maar wie het lijden ook op de goddelijke natuur betrekt, kan per definitie geen recht doen aan de realiteit van God’s toorn en aan het onderscheid tussen Schep­per en schepsel en daarmee aan de noodzaak van de vleeswording.

 

Slot

Vergeleken met andere theologen uit de twintigste eeuw laat Barth orthodoxe klanken horen. Dan denk ik aan wat hij geschreven heeft over de Drie-eenheid en de openbaring. Tege­lij­ker­tijd moeten we heel nadrukkelijk constateren dat Barth orthodoxe begrippen heel anders in­vult dan in de klassieke orthodoxie het geval is. Zo wil hij nadrukkelijk geen is-gelijk teken zetten tussen de Bijbel en de openbaring. Inhoudelijk is van fundamenteel belang dat Barth de his­toriciteit van de zondeval ontkent en schepping en verzoening laat samenvallen. Zeker is dat onder invloed van Barth mensen die van huis uit liberaal waren de dingen orthodoxer zijn gaan for­­muleren. Dat is echter nog iets anders dan een terugkeer tot de klassieke orthodoxie, waar­bij men de ernst van de zonde en de realiteit van de toekomende toorn serieus neemt en het hele christenleven allereerst ziet in eeuwigheidperspectief.

Veel meer is het gebeurd dat zij die van huis uit in klassiek orthodoxe zin waren opgegroeid mede door kennisname van de theologie van Barth daarvan zijn weg gegroeid. Vragen gere­la­teerd aan de per-soonlijke zaligheid en de toe-eigening van het heil waren in het licht van zijn theo­­logie niet van belang. Menigeen ervoer dat als een bevrijding; een bevrijding die overi­gens slechts schijn was.

De theo­logie van Barth was relevant in zoverre deze antwoord kon geven op eigen­tijdse maatschap-pelijke vragen en ontwikkelingen en niet met het oog op de eeuwigheid. Een volgende generatie pleegde volstrekt af te haken, omdat men het belang van onderzoek van de Schriften en het behoren bij de kerk niet inzag. Barth had hen namelijk geleerd dat het enige verschil tussen kerk en wereld is dat de kerk al weet wat de wereld nog niets weet, namelijk dat zij al verlost is. We moeten zonder meer aan­nemen dat overal waar men zich op Barth oriënteert, vroeg of laat deze gevolgen zichtbaar wor­den.

 

Karl Barth. Theoloog in de wereld door Eginhard Meijering, uitgave Kok, Kampen 2009; ISBN 978-90-435-1702-7; pb. 224 pp.; prijs €24,50

Dit boek geeft een instructief overzicht van het leven van Barth en laat zien hoe zijn theologie zich ontwikkelde. Barth keerde zich na de Eerste Wereldoorlog af van zijn liberale leer­mees­ters. Hij maakte gebruik van orthodoxe concepten, maar placht daaraan een nieuwe inhoud te geven. De ondertitel maakt duidelijk hoezeer de theologie van Barth op deze wereld is gericht en niet op de toekomende. Dat maakt reeds het grote verschil met de klassieke theologie dui­delijk.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s