
Een paar feiten over zijn levensloop
In het algemeen is naar mijn indruk ook onder hen die zich interesseren voor de kerkgeschiedenis, afgezien van de Pilgrim Fathers weinig bekend over het feit dat de Verenigde Staten van Amerika een rijke erfenis hebben als het gaat om Bijbels en gereformeerd kerkelijk en geestelijk leven. Met ere moeten hier de eerste generaties theologen worden genoemd die aan Princeton Theological Seminary waren verbonden.
Dit theologische seminarie werd in 1812 opgericht met als doel een kweekplaats te zijn waarin aanstaande dienaren wetenschappelijk gevormd werden en aangespoord werden tot godzaligheid. Predi-kanten moesten in staat zijn de Bijbel in de brontalen te lezen, het christelijke geloof tegen bestrijders ervan kunnen verdedigen en kunnen aanwijzen dat in de gereformeerde belijdenis het christelijke geloof haar diepste vertolking had gevonden.
De eerste hoogleraar die aan Princeton Theological Seminary was verbonden, was Archibald Alexander. Twee van zijn zoons gingen in zijn voetsporen. Dat geldt John Addison Alexander en James Waddell Alexander. Beiden studeerden theologie met niet in de laatste plaats hun vader als de man door wie zij nog meer werden gevormd. Zij waren ook evenals hun vader als hoogleraar aan Princeton Theological Seminary verbonden. Overigens gold dat voor James Waddell Alexander maar voor ruim twee jaar. Nadat hij zijn theologische studie had voltooid, diende hij van 1826 tot 1832 een presby-teriaanse gemeente; eerst in Virginia en daarna in New Jersey.
Zijn grote wetenschappelijk en retorische gaven vielen op. Dat verklaart dat hij in 1833 benoemd werd tot hoogleraar retorica en wat toen ‘schone letteren’ werd genoemd aan het College van New Jersey (de universiteit van Princeton). De gemeente bleef hem echter trekken. Uiteindelijk voelde hij zich meer een prediker en herder dan een wetenschapper. Zo kwam het dat hij in 1844 een beroep aannam naar Duane Street Presbyterian Church in New York City. Van 1849 tot 1851 was hij de hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht van Princeton Theological Seminary. Trouwens vooraf-gaand aan zijn predikant was hij al twee jaar tutor aan deze hogeschool geweest.
Hoezeer hij van het belang van een goede opleiding voor aanstaande dienaren van het Woord over-tuigd was, voor hemzelf won opnieuw de gemeente het. In 1851 keerde hij terug naar de gemeente die hij al eerder in New York had gediend. James Waddell Alexander had geen sterke gezondheid. Terwijl hij in 1859 op het platteland van Virginia was om aan te sterken overleed hij aan de dysenterie.
Geestelijk leven en geestelijke ligging
James Waddell Alexander groeide op in een gezin met een warm geestelijke klimaat. Zowel in zijn vader als zijn moeder zag hij belichaamd wat het betekent om Christus toe te behoren. Aanvankelijk stemde hij de Bijbelse en gereformeerde leer alleen verstandelijk toe. Op zeventienjarige leeftijd kwam hij tot de zaligmakende kennis van Christus en vrijwel direct ontstond bij hem de drang om dienaar te mogen worden van het Woord van God. Hij vreesde echter dat hij de daarvoor nodige gaven als spreker niet bezat en niet zou verwerven.
Dat perspectief veranderde. Zelf schrijft hij: ‘Ik dank God dat Hij mij heeft laten zien dat deze over-tuiging in en bepaalde mate ongefundeerd en voorbarig was. Hoewel ik nooit welsprekend kan zijn, kan Gods Geest mij toch een nuttig prediker maken.’ Dat laatste is ongetwijfeld het geval geweest en degenen die hem later beluisterden zullen zijn oordeel dat hij niet welsprekend, niet zonder meer hebben toegestemd.
Van James Waddell Alexander zijn tal van brieven bewaard gebleven. Na zijn dood werden zij in twee delen gepubliceerd onder de titel Forty Years’ Familiar Letters of James W. Alexander. Deze brieven geven een kijk op zijn persoon en zijn geestelijke leven. Openhartig vertelt hij als student dat hij moet strijden tegen trots en ambitie. In zijn studententijd maakte de biografie van de zendeling Henry Martin (1791-1812) diepe indruk op hem. Deze gaf een carrière in de wetenschap of advocatuur op om zijn leven te wijden aan het verbreiden van het Evangelie onder hen die het nog nooit hadden gehoord.
Behalve door zijn vader en diens collega’s werd in aansluiting daarop James Waddell Alexander theo-logisch diep gestempeld door de puriteinen John Owen en John Howe. De werken van Howe achtte hij een goudmijn van waarheid en godsvrucht. Al was hijzelf een overtuigd calvinist, hij kon toch de geschriften van John Wesley waarderen vanwege de indringende wijze waarop hij de persoon en het werk van Christus uitschilderde. Daarom achtte hij hem een van de grootste christenen die ooit had geleefd.
Dat James Waddell Alexander godsvrucht over strikt confessionele grenzen heen kon waarderen, blijkt ook uit zijn hoge achting voor de lutherse Duitse prediker en theoloog Paul Gerhardt. Zijn gezan-gen sloeg hij bijzonder hoog aan vanwege de gevoelvolle wijze waarop de inhoud van het Evangelie werd verwoord en bezongen. Hij zegt dat onze verontwaardiging over de bezwaren van Gerhardt tegen het calvinisme verdwijnen als wij een van zijn lijdensgezangen zingen. Zelf vertaalde hij meer-dere gezangen van Gerhardt in het Engels waaronder ‘O hoofd bedek met wonden, belaân met smart en hoon’. (O Sacred head! Now wounded, With grief and shame weighed down).
Gedachten over de prediking
James Waddell Alexander heeft meerdere geschriften nagelaten. Heel mooi zijn de gedachten die hij heeft ontvouwd over huisgodsdienst (Thoughts on Family Worship). Van diepe verbondenheid met zijn vader getuigt ook de biografie over hem: Life of Archibald Alexander. Onder zijn preken vallen zijn avondmaalspreken en toespraken op door innigheid en diepgang. Heel ontroerend is het lied waarin de auteur zelf dit heeft verwoord:
These eyes, new faith receiving,
From Jesus shall not move,
For he who dies believing,
Dies safely through Thy love.
(Deze ogen, terwijl zij nieuw geloof ontvangen,
Zullen niet van Jezus wijken,
Want hij die gelovend sterft,
Sterft veilig door Uw liefde.)
Na zijn dood werden artikelen die James Waddell Alexander in tijdschriften en in brieven aan jonge predikanten had geschreven over de prediking gebundeld. Zij kwamen in 1864 uit onder de titel Thoughts on Preaching. Predikanten en studenten in de theologie kunnen, aannemend dat zij Engelse beheersen, alleen tot hun schade dit werk ongelezen laten. Al meende hijzelf als jongeman dat hij niet bijzonder welsprekend was, duidelijk is dat hij als prediker ook de nodige aandacht aan de verpakking van de preek geef.
Om hoorders te bereiken moeten zij worden geboeid. Alleen al de aanwijzingen daarvoor maken dit werk waardevol. Meer geldt dat nog als het gaat om de inhoud van de prediking. Er wordt op gewezen dat een prediker ernstig bewogen en gloedvol de Zaligmaker dient uit te stallen. Prediking moet uitleg van de Schriften zijn, maar dat niet als doel in zich. De Schriften getuigen immers van Jezus Christus.
Evenals zijn vader zag James Waddell, mits grondig voorbereid, meer voordelen dan nadelen in preken los van papier. Wat de prediker aan orde verliest, wint hij aan contact met zijn hoorders. Wel zag hij als gevaar van uit het hoofd preken dat de prediker onwillekeurig meer aandacht voor zichzelf vraagt dan voor de Zaligmaker Die hij verkondigt. Juist daarom achtte hij grondige preekvoorbereiding zo belangrijk om dit gevaar zoveel mogelijk te voorkomen.
Bij alle verschil in gaven, ook op het gebied van welsprekendheid, blijft dat voor alle predikers nodig. Echte voorbereiding heeft niet alleen een ambachtelijke maar vooral ook een geestelijke kant. De prediker moet zelf een belichaming van zijn prediking zijn. De grote christelijke paradox dat wij het meest vruchtbaar zijn als wij het meest afhankelijk zijn, geldt zeker ook voor de prediking.
De woorden waarmee Charles Hodge, een van zijn leermeesters en later zijn collega aan Princeton Theoligcal Seminary, de gedachtenispreek van James Waddell Alexander afsloot, zijn helemaal in diens geest en ik sluit dit artikel daarmee af. ‘Deze toespraak begon met de naam van Christus, laat zij ook zo eindigen. De aanbidding van Christus is onze godsdienst; het dienen van Christus onze heerlijke plicht en de genieting van Christus onze hemel. De hoofdsom en samenvatting van de prediking die ooit binnen deze muren is gehoord, is dat Christus de enige bron van waarheid is, van gerechtigheid, van heiligheid en van eeuwig leven, zodat wij in Hem volmaakt zijn. Aan Hem, zij daarom de eer en de heerlijkheid, de macht, majesteit en heerschappij zonder einde. Amen ’
James W. Alexander, God is Love: Communion Addresses, 1860 (Edinburgh: The Banner of Truth, 1985), paperback 368 pp., ₤5,50 (ISBN 9780851514598)
Deze avondmaalstoespraken laten zien hoezeer Jezus Christus en Die gekruisigd het thema was van de prediking van James W. Alexander. De auteur beleed van dat niets de overtuigde zondaar gelukkig kan maken dan de zekerheid van Gods liefde geopenbaard in Christus. Een zekerheid die ontstaat en gevoed wordt door het zien op Jezus en waarvan de gelovigen tot in alle eeuwigheid zullen zingen.
James M. Garretson, Thoughts on Preaching & Pastoral Ministry: Lessons from the Life and Writings of James W. Alexander (Grand Rapids: Reformation Heritage Books, 2015), hardcover 456pp., $35,– (ISBN 9781601784131)
James M. Garretson die als studentenpredikant verbonden is van de Christian Union van Harvard Law School kan als één van de grootste eigentijdse kenners van de negentiende-eeuwse Princeton- theologen worden beschouwd. Heel duidelijk is dat hij zich eensgeestes met hen weet en graag met anderen de schatten wil delen die hij bij hen vond. In Thoughts on Preaching & Pastoral Ministry geeft hij een uitgebreid verslag van het leven van James W. Alexander en belicht hij in samenhang daarmee zijn blijvende betekenis om het Evangelie in al zijn rijkdom doorgeven.