Voor wie zijn Gods beloften?

Inleiding

Al zo’n twintig jaar geleden schreef ik een bijdrage in de Veluwse Kerkbode over ds. R. Kok, Een pre-dikant die in 1950 vanwege zijn prediking van het aanbod der genade geschorst wordt door de synode van de Gereformeerde Gemeenten. Zijn gemeente in Veenendaal bleef haar predikant trouw. Na zes jaar heeft hij zich met het grootste deel van deze gemeente bij de Christelijke Gereformeerde Kerken gevoegd en binnen dat kerkverband is tot kort voor zijn dood het Evangelie blijven verkondigen. Meer dan 65 jaar stond hij in ambt.

In 1982 is deze markante prediker overleden. Ook hij droeg de hem geschonken schat in een aarden vat. Geen kind of knecht van God is zonder gebreken, maar welke gebreken had hij ook duidelijk was dat hij gedrongen door de liefde van Christus zondaren voor de Zaligmaker wilde winnen. En dat moet toch het eerste zijn wat een dienaar van het Woord behoort te kenmerken. Hier volgt de bijdrage die ik destijds in de Veluwse Kerkbode schreef met enige kleine aanpassingen, omdat de tijd is voort-gegaan. Zo ‘in de jaren veertig’ veranderd in ‘in de jaren veertig van de vorige eeuw’.

Het evangelie moet gepredikt worden met bevel van geloof en bekering

In de jaren veertig van de vorige eeuw woedde in de Gereformeerde Gemeenten een discussie over de vraag: voor wie zijn Gods beloften? Aanleiding was de persoon van ds. Reinier Kok (1890-1983). De laatste jaren steekt deze discussie hier en daar weer de kop op. Daarom is het goed er aandacht aan te besteden. Er zullen genoeg jongeren en ook ouderen zijn die de naam van ds. Kok niets zegt. Nu, ds. Kok heeft van 1915 tot 1950 de Gereformeerde Gemeenten gediend.

Van 1950 tot 1956 stond hij met zijn gemeente in Veenendaal op zichzelf en daarna tot aan zijn dood in 1983 was ds. Kok predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken. De oorzaak van deze ker-kelijke overgang is het feit dat in 1950 de synode van de Gereformeerde Gemeente ds. Kok schorste omdat hij het aanbod van Gods beloften preekte. Volgens de synode mocht Gods genade wel, maar Gods beloften niet worden aangeboden. Die schorsing is een heel verdrietige zaak geweest. En wie er iets van leest bemerkt dat allerlei persoonlijke factoren een grote rol hebben gespeeld. Inhoudelijk is de zaak ook heel onduidelijk.

Mij heeft nog nooit iemand goed kunnen uitleggen wat het verschil is tussen het aanbod van Gods genade en van Gods beloften en ik bemerk wel dat de meesten, zo niet allen, die zich in deze dingen verdiepen, dat net zo min als ik kunnen volgen. Naar mijn inzicht moet je óf zowel Gods genade en Gods beloften aanbieden óf je moet het beide nalaten. Dat laatste is overigens niet de bedoeling. Wel moet als Gods genade en Zijn beloften aangeboden worden, ook naar voren komen dat alleen de Heilige Geest ons de wil en de lust kan geven om die beloften in een waar geloof te omhelzen. In de prediking moet ook het wonder van de wedergeboorte worden vertolkt. Het is God Die zonder ons in ons werkt als Hij ons door Zijn Geest vernieuwt. Zo worden we van een vijand een vriend.

Het evangelie moet gepredikt worden met bevel van geloof en bekering. Mensen moet verteld worden dat zij niet kunnen bestaan voor God, maar ook dat er een weg van behoud is. De beloften van Gods Woord spreken daarvan. En nu is het zaak dat we die beloften met een waar geloof aannemen. Anders zal dat bevel je des te schuldiger stellen. Het bevel van geloof en bekering geeft je het recht om te geloven en ontneemt je het recht om het niet te doen. Het ware geloof is een bedelaarsgeloof. Dat is een wanhopen aan jezelf vanwege je zonden en een leunen op Christus. Dat bedelaarsgeloof heb je niet van jezelf. Daar zijn we van huis uit radicaal op tegen, maar dat werkt God zonder ons in ons als Hij ons door Zijn Geest wederbaart.

Of je die prediking van de weg van behoud in Christus nu bevel van bekering en geloof, aanbod van genade of aanbod van beloften noemt, maakt voor mijn gevoel niets uit. Hoe ik ook mijn best doe om er verschil tussen te ontdekken, het lukt met niet. Want Gods genadeaanbod is toch vervat in de beloften van het evangelie en God beveelt ons die te geloven. Eerlijk gezegd vind ik de uitdrukking ‘het aanbod van Christus’ nog het diepst. Die uitdrukking gebruiken de Schotse theologen nogal vaak. Christus Zelf nodigt zondaren. Hij biedt Zichzelf en al Zijn weldaden aan zondaren aan. Gebaseerd op Openbaring 3 vers 20 schreef de Engelse predikant John Flavel een boek met de titel Christus Die klopt aan de harten van zondaren. Dat gebeurt er als het evangelie wordt verkondigd. Je wordt door Christus Zelf geroepen om naar Hem toe te komen. En als je wedergeboren wordt dan stelt de Heilige Geest je in staat en maakt Hij je gewillig om Christus te omhelzen.

Een typering van ds. R. Kok

Persoonlijk heb ik ds. R. Kok, naar aanleiding van wiens persoon die hele discussie in het RD oplaaide, een aantal malen ontmoet en gehoord. Ik zal dat niet snel vergeten. De eerste ontmoeting was bij ds. Kok thuis. Dat was in Soest. Daar woonde hij de laatste jaren van zijn leven. Ik reisde mee met twee ouderejaarsstudenten, namelijk D.J. Budding en L.H. Oosten. Die inmiddels evenals ik al jaren predikant zijn. Onder leiding van ds. C. den Boer hadden we een kring waarbij we in een jaar een boek doornamen. Om de drie tot vier weken kwamen we met dat doel bij elkaar. Twee keer per jaar, in de voorzomer of in de winter, nodigden we dan iemand uit om meer uit de praktijk wat aan ons te vertellen. Meestal was dat een oudere dominee of een evangelist. Zo was het voorstel gedaan om ds. Kok te vragen voor ons te spreken. Ik had wel eens wat van hem gehoord, maar nooit iets van hem gelezen en hem zeker niet ontmoet. Het is een gedenkwaardige ontmoeting geworden. Eerst was ik nog bang dat we reis naar Soest tevergeefs hadden gemaakt.

Toen we aan hem vroegen of hij vanuit zijn leven en ambtelijke ervaring aan ons het een en ander wilde vertellen, antwoordde hij dat hij dat niet wilde, want aan zijn ondervinding en ervaring hadden we niets. Dus daar wilde hij ook niets over vertellen. Ik dacht al: ‘Dan moeten we zo na de koffie,’ die wij inmiddels gekregen hadden, ‘maar weer opstappen en een ander zien te benaderen.’ Maar ik had me gelukkig vergist. Het bleek namelijk dat ds. Kok op zich wel in ons midden het woord wilde voeren. Hij werd me gaandeweg zelfs duidelijk dat hij er echt veel zin in had om voor aankomende dienaren van het Woord te mogen spreken. Hij zei echter dat hij het niet vanuit zijn bevinding of beleving zou doen, maar puur vanuit het Woord. Dat zou die dag dat hij zou spreken centraal staan. Wat het onderwerp was waarover hij sprak weet ik niet goed meer, maar ik meen dat het de wedergeboorte was.

Toen we naar huis gingen, had ik het nog met de anderen over mijn vrees dat wij voor niets naar Soest zouden zijn gegaan. De anderen hadden daar kennelijk minder over in gezeten dan ik, merkte ik wel. Zij kenden ds. Kok al langer en zeiden mij: ‘Als je nu tegen ds. Kok zegt dat iets blauwgroen is, dan zal hij je vragen hoe je zoiets kunt denken of zeggen. Vraag je dan hoe het wel is, dan zegt hij dat het in de verste verte niet blauwgroen is en dat hij niet begrijpt hoe je ooit op een dergelijke gedachte bent gekomen, maar dat zelfs een kind al kan zien dat het groenblauw is.’ Ik wil maar aangeven dat ds. Kok als mens ook zijn eigenaardigheden had. Misschien zal dat bij zijn schorsing in de Gereformeerde Gemeenten ook nog een rol hebben gespeeld, maar dat weet ik niet.

Ik weet wel dat ds. Kok die dag precies zo gesproken heeft als wij hem hadden geprobeerd duidelijk te maken. Het was geen puur leerstellig of exegetisch betoog, maar een verhandeling vol van toespe-lingen op eigen ambtelijke praktijk en ondervinding. In het betoog van ds. Kok was duidelijk dat hij zich sterk op zienswijzen, ontleend aan de oudvader Comrie oriënteerde. Als jonge student had ik de moed om daar heel voorzichtig een paar kritische vragen over te stellen aan ds. Kok. Uit een recensie van collega ds. Oosten al jaren geleden in het RD heb ik begrepen dat die ook zo zijn vragen heeft bij bepaalde zaken die Comrie over het geloof naar voren bracht en dat had ik ook. Het was wel duidelijk dat ds. Kok die moeite niet deelde. Dat verschil in inzicht neemt niet weg dat ik wel diep getroffen werd door de geestelijke kennis waarmee ds. Kok alles naar voren bracht. De wijze waarop hij de zaken benaderde, getuigde van zijn verborgen omgang met God.

De Christelijke Gereformeerde Kerken waartoe ds. Kok de tweede helft van zijn leven behoorde, is een kerk met stromingen. Je hoefde niet te raden in welke hoek ds. Kok zat. Hij behoorde bij de bevindelijke stroom. In heel zijn manier van spreken en denken vond ik hem eigenlijk een ruimhartig vertegenwoordiger van een vroegere generatie predikanten van de Gereformeerde Gemeenten. Ik denk dan aan het geestelijk leven dat ik tegenkom in de (auto)biografieën van mensen als ds. G. van Reenen, ds. Roelofsen en ds. M. Hofman. Deze vorm van geestelijk leven trof ik in Opheusden nog aan bij Lina van de Kolk. Over deze vrouw heb ik een aantal jaren geleden iets geschreven. Dat was kort na haar sterven. Deze levensschets is later opgenomen in het boek Hoe zalig is het volk.

Ik heb de indruk dat nu in de Gereformeerde Gemeenten – ook onder de predikanten – de bevindelijke kennis van de omgang met God minder groot is dan vroeger. Ook daar gaan ontwikkelingen verder en wij kunnen het werk van God niet vastleggen. Gods genade is immers vrij. Het gaat voor ons allen (predikant of niet-predikant, ambtdrager of gemeentelid, hervormd, gereformeerde gemeente of christelijk gereformeerd) wel om de innerlijke doorleving van vrije genade en een levenspraktijk die daaraan beantwoordt, omdat we geleerd hebben dat de dienst van God een liefdedienst is. Het lijkt me eerlijk gezegd veel beter je daar zorgen over te maken dan over de vraag of je nu moet spreken over aanbod van Gods genade dan wel over een aanbod van Gods beloften.

Misschien is het trouwens voor hen die theologisch geïnteresseerd zijn nog aardig om te vertellen dat ik niet lang na die dag een gesprek had met ds. Verloop over ds. Kok en zijn theologie. Voor degenen die niet weten wie ds. Verloop was het volgende. Deze predikant diende een vrije gemeente eerst in Alblasserdam en later in Waddinxveen. Hij heeft mij nog gedoopt en vanaf het begin van mijn studententijd heb ik intensief contact met hem gehad. Ds. Verloop bleek meer van ds. Kok gelezen te hebben dan ik. Hij had waardering, maar ik merkte dat de vragen die ik die dag aan ds. Kok had gesteld ook bij hem leefden. Hij zei me dat ds. Kok de wet scherper en Christus in ieder geval nog ruimer had moeten prediken.

Zijn bezwaar was ook als bezwaar dat Kok in zijn preken de indruk kon wekken dat er een oprechte liefde tot God en Zijn wet kan zijn, voordat Christus als volkomen Zaligmaker is omhelst. Voor Verloop stond vast dat alles wat aan het gelovig omhelzen van Christus vooraf gaat ten diepste nog vijandschap tegen God is.

Ds. Kok sprak veel over het werkzaam worden met de beloften, het hanteren van het historisch geloof ter verkrijging van het zaligmakend geloof, enz. Verloop vond echter dat hij te weinig direct opriep om vanuit de staat van veroordeling en verlorenheid waarin wij ons bevinden en die de wet ons aanwijst, te zien op Christus en te vluchten tot Christus. Ik weet nog dat hij daarbij onder andere verwees naar een preek van de Schotse oudvader Thomas Boston over de tekst: ‘Dwing ze om in te gaan.’ Letterlijk vertrouwde hij mij toe: ‘Ze hebben hem in de Gereformeerde Gemeenten geschorst voor iets wat hij eigenlijk nog te weinig in plaats van te veel heeft gebracht.’ Dat laat dan weer zien dat er over ds. Kok allerlei opvattingen zijn.

Onder de prediking van ds. Kok

In ieder geval heb ikzelf bij ons thuis met enthousiasme verteld over wat ds. Kok ons als studenten had gezegd. Dat dit bij de andere leden van het gezin was overgekomen, blijkt wel uit het volgende. Het jaar daarop gingen mijn ouders naar Hierden op vakantie en wij als kinderen gingen mee. Die zondag gingen we ’s morgens naar een kerk waar we een preek hoorden die heel rechtzinnig was. Er werd heel precies uit de doeken gedaan hoe een mens moet worden bekeerd, maar het was allemaal zo droog als gort. Het appèl op de onbekeerden werd gemist en eerlijk gezegd zat er voor een kind van God ook niet veel in, want de echte en levende bevinding kwam er niet uit. Tegen het eind van die zondagmiddag zei mijn vader: ‘Die ds. Kok die jij vorig jaar hebt ontmoet, staat hier toch ergens in de buurt.’ Dat was zo, want hij stond in Nijkerk. Daar zijn dan ook die zondagavond heen gegaan.

Ds. Kok behandelde de catechismus en die keer was juist de zondagsafdeling over de Heilige Doop aan de orde. Ik weet nog dat ds. Kok drie punten had, namelijk de doop voorwerpelijk, de dood onderwerpelijk en de doop verwerpelijk. Voor wie deze terminologie niet helemaal begrijpt, zal ik iets van de preek zelf weergegeven. Ik geef hem wel wat vrij weer. De strekking is me tot op de dag van vandaag bijgebleven, maar ik kan het me natuurlijk niet allemaal woordelijk meer herinneren. Bij het eerste punt, de doop voorwerpelijk, bracht ds. Kok naar voren dat ons in de doop Gods beloften worden verzegeld. Die beloften wijzen ons op het bloed van Christus dat van alle zonden reinigt. In Hem alleen is behoud. De beloften Gods ons in de doop verzegeld worden ons aangeboden opdat wij er werkzaam mee worden. Hoe zullen wij de toekomende toorn ontvlieden als wij op die grote zaligheid geen acht geven.

Het tweede punt was, zoals ik al aangaf, de doop onderwerpelijk. Hier bracht ds. Kok naar voren dat het aanbod van Gods beloften ons als zodanig niet zalig maakt. Het gaat erom dat wij de inhoud van de beloften deelachtig worden. Dat is het werk van de Heilige Geest. De Heilige Geest wederbaart een mens. Die doet de mens zijn armoede gevoelen tegenover de rijkdom van Gods beloften. Vanuit die armoede raakt een mens om God en Zijn genade verlegen en mag hij ook gaan smaken en proeven dat God goed is en Zijn dienst een liefdedienst is. De Heilige Geest geeft een mens door Christus ook uitzicht naar boven en uitzicht op de toekomst.

Tenslotte ging het over de doop verwerpelijk. Daarmee bedoelde ds. Kok dat onze doop tegen ons zal getuigen, als wij blijven die wij zijn. Het is dubbel erg als je de weg wel weet maar niet hebt bewandeld, als  je genodigd werd tot het levende water en toch het modder van de wereld bleef begeren boven de rijkdom van God in Christus. De preek werd afgesloten met een dringend appèl de beloften van God om in Zijn rust in te gaan toch niet na te laten, maar daarmee werkzaam te worden tot heil van onze ziel.

We stonden als gezin nog in het portaal van de kerk toen ds. Kok uit de consistorie kwam. Mijn vader heeft hem nog hartelijk bedankt voor zijn preek. Toen hij zei dat hij vaak nog zo’n last had van zijn ongeloof, vroeg ds. Kok hem of wat God zei dan niet de moeite van het geloven waard was en dat kon mijn vader alleen maar beamen. Wij hebben die avond als gezin nog lang gepraat over de preek die ds. Kok gehouden heeft. In mijn leven heb ik heel wat preken gehoord, maar je vergeet veel. Wat mezelf betreft, behoort de preek die ds. Kok toen in Nijkerk hield, bij de weinige preken die ik mij  nog in zijn geheel herinner. Het was een preek vol van de liefde van Christus, vol aansporing om God te zoeken, een preek ook die ernstig was en waarin het verschil tussen bekeerd en onbekeerd duidelijk naar voren kwam. Het was ook een preek waarin iets van de bevinding van het volk van God werd vertolkt.

Dat de preek van ds. Kok bij mijn vader echt goed gevallen was, kwam nog tot uiting in het feit dat hij vervolgens in de Gereformeerde Samenkomst te Alblasserdam meer dan eens een preek van hem heeft voorgelezen. Zo hoorden we voortaan als mijn vader preek las naast het geluid van mannen als de gebroeders Erskine, Boston, Gray, Kohlbrugge, Ryle, Spurgeon, ds. C.B. Holland, ds. F. Bakker en Wulfert Floor ook het geluid van ds. R. Kok.

Een les van ds. Kok voor studenten

Ik wil besluiten met iets wat ds. Kok doorgaf die dag waarop hij voor ons als studenten sprak. Hij vertelde dat hij ooit eens voor een gezelschap van vrijgemaakt gereformeerden over het aanbod van genade had gesproken. ‘Jullie weten toch wel wat voor vlees je in de kuip hebt’ zei hij vóór hij dat ging vertellen. Wel die vrijgemaakt gereformeerden waren op hun manier ook niet zo gelukkig met dat hele aanbod der genade. Want je biedt iemand iets aan die wat mist en volgens deze  mensen was dat in de kerk nu juist niet het geval. Daar zitten mensen die het bezitten, die mogen geloven op grond van Gods verbondsbeloften dat ze Gods kinderen zijn.

Ds. Kok had daar zo zijn eigen gedachten over en die heeft hij ook op eigen wijze naar voren gebracht. Hem werd gezegd dat hij tegen gedoopte mensen zei dat ze onbekeerd waren. Nu zei ds. Kok: ‘Die beschuldiging is onjuist.’ Nooit had hij in zijn hele ambtelijke bediening tegen gedoopte mensen gezegd dat zij onbekeerd waren. Ja maar vroegen die vrijgemaakt gereformeerden: ‘In uw kringen zeggen toch veel gedoopte mensen dat zij onbekeerd zijn.’ Dat gaf ds. Kok direct toe, maar zei hij ‘dat is ook iets heel anders’. ‘Ik preek’, zo zei hij, ‘dat God met ontferming bewogen is over verloren zondaren. Ik vertel hoe de Heilige Geest je werkzaam maakt met Zijn beloften, enz. en,’ zo ging hij voort, ‘dan zeggen mensen die ik op bezoek ontmoet van zichzelf: ‘Dominee wat u nu vertelt over de Heilige Geest en Zijn werk dat missen wij.’ ‘Ik zeg niet’ zo zei ds. Kok, ‘dat zij onbekeerd zijn, ze zeggen het zelf.’ En aan die onbekeerde mensen bood ds. Kok dan Gods beloften aan en die spoorde hij aan om vanuit hun gemis God aan te gaan roepen om tot het bezit van de zaak te komen.

Maar nu had ds. Kok een vraag. Hij vroeg: ‘Wat doen jullie nu met die mensen die van zichzelf zeggen: ‘Wij missen deze dingen.’ Het bleek dat men die mensen in vrijgemaakte kring niet tegenkwam. Ja maar vroeg ds. Kok verder: ‘Wat vertellen jullie dan van het wederbarende werk van Gods Geest in je preken.’ Daar bleken deze predikanten, en dan zeg ik het nog maar heel voorzichtig, niet zoveel over te spreken. Zij spraken hun gemeenteleden aan als kinderen van God. Dat was hun uitgangspunt. Zij riepen hen op tot gehoorzaamheid aan God in hun handel en wandel en dat was het dan. Ds. Kok was natuurlijk niet tevreden. Hij wilde weten hoe zij de wedergeboorte zagen. ‘Het gaat immers’, zo zei ds. Kok , ‘om dat zoete werk van de Heilige Geest in ons hart.’ ‘Ziende op je doop mocht je weten dat de wedergeboorte achter je lag’ zo werd hem verteld. Ds. Kok vertelde ons als studenten dat hij toen opgemerkt had dat dan de Vrijmaking een ernstige vergissing was. ‘Want’, zo zei hij, ‘wedergeboorte moet je niet achter je rug maar in je hart hebben anders ga je voor eeuwig verloren.’ We schoten allemaal in de lach om zijn gevatheid.

Heel opmerkelijk is hoe hij toen reageerde. Hij zei: ‘Jongens maar dat geldt ook voor jullie en mij.’ Iedereen voelde toen de ernst van de zaak. Ds. Kok ging vertellen dat het niet genoeg is te zeggen dat je wedergeboren moet worden en dat het bevindelijk doorleefd moet worden enz. Dat kan je allemaal zeggen, terwijl je er innerlijk zelf toch nog vreemd aan bent. Ds. Kok heeft toen gesproken over Gods ontferming. Met tranen in zijn ogen vertelde hij dat hij er steeds meer achter gekomen was dat hij zo’n wegzwervend mens was en dat het wonder van Gods eeuwige liefde hem steeds groter en onbegrijpe-lijker werd. Ik hoop dat mensen ook nu nog deze zaken met  ds. Kok mogen leren. Het is voor mij een ieder geval de belangrijkste reden dat ik met vreugde terugdenk aan deze getrouwe Godsgezant die nu al weer zo veel jaren juicht voor Gods troon en op wiens grafsteen de woorden geschreven staan: ‘Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.’

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s