
John Wesley werd eens uitgenodigd te spreken voor een gehoor dat hoofdzakelijk uit leden van de hoge en lage adel en rijke zakenlui bestond. Hij hield een preek over de woorden: ‘Adderengebroed-sels! wie heeft u laten weten dat u moet vluchten voor de toekomende toorn?’ (Mat. 3:7). Na afloop was de stemming duidelijk gespannen. Een van zijn hoorders vroeg hem: ‘Meneer Wesley, was dit niet meer een preek voor een achterbuurt?’
Wesley toen geantwoord: ‘In een achterbuurt weten de mensen dat zij zondaren zijn en ik ben erg bevreesd dat u dit niet weet. Daarom sprak ik over deze woorden. Kom in achterbuurten, dan gaan mijn preken over teksten als ‘Zie het Lam Gods, Dat de zonde van de wereld wegneemt.’ (Joh. 1:29) en ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft.’ (Joh. 3:16).
Duidelijk is dat Wesley ook zijn tekstkeuze aanpaste aan zijn gehoor. Op deze manier zou het meer moe-ten gebeuren. Juist ook in onze tijd is er behoefte aan (on)aangepaste prediking van dit gehalte,