
In de serie Concordia Commentary heeft James W. Voelz het evangelie naar Markus in twee delen zeer uitvoerig van uitleg voorzien. Bij elkaar opgeteld kom je op een commentaar van krap 1400 blz. Het commentaar op het zogenaamde lange einde van Markus is van de hand van Christoffer W. Mitchell.
Aan de eigenlijke uitleg gaat een lange inleiding vooraf. Allereerst wordt aandacht besteed aan de taal van Markus. Zo wordt gewezen op veelvuldig voorkomen van ‘en’ (kai). Een kenmerk dat zowel als een semitisme kan worden gezien als kan worden verklaard dat aan de schriftelijk vorm van het evangelie al een behoorlijk mondeling uitgekristalliseerde traditie voorafging.
Genoemd wordt ook dat een perikoop vaak met een werkwoordsvorm in de tegenwoordige tijd begint. Dat verhoogt de levendigheid van de vertelling. Een perikoop wordt veelal afgesloten met een werkwoordsvorm in de onvoltooid verleden tijd. Uiteraard komt naar voren dat Markus vaak het woord ‘terstond’ gebruikt. Dat geeft een gevoel van urgentie aan.
Ook wordt er de vinger bij gelegd dat Markus vaak de zogenaamde sandwichconstructie gebruikt. Binnen het raam van een grotere vertelling krijgt een tweede vertelling een plek. We kunnen wijzen op de geschiedenis van de bloedvloeiende vrouw die binnen het raam van de geschiedenis van de opwekking van het dochtertje van Jaïrus wordt verteld.
Voelz laat zien dat Markus na de weergave van de prediking van Johannes de Doper allereerst het optreden van Jezus in Galilea vertelt (1:4-6:13). Dan volgt de bediening van Jezus buiten Galilea (6:14-8:26). Vervolgens komt de reis naar Jeruzalem aan de orde (8:27-10:52) om te eindigen met de kruisdood van Jezus en de gang van de vrouwen naar het graf en de verschijning van de engelen aan de vrouwen. Literair gezien, zo laat de auteur zien, vormt Markus 8 een overgangshoofdstuk. Keerpunt is de belijdenis van Petrus (8:27-30) gevolgd door de eerste lijdensaankondiging (8:31-33).
In overeenstemming met de meerderheid van de nieuwtestamentici gaat Voelz ervan uit dat Markus 16:9-20 niet bij het oorspronkelijk evangelie behoorde. Het feit dat dit lange einde niet in de codex Vaticanus en Sinaïticus voorkomt, weegt voor hem zwaar. Het korte eind verklaart hij literair als een middel om de focus op het kruis gericht te houden. Hij noemt ook als argument dat in Mark. 1:1 over het begin van het evangelie wordt gesproken. Dat begin is alles wat volgt tot en met Mark. 16:8. De vraag aan de hoorders is wat het vervolg is. Zij dienen onbevreesd Jezus als de Zoon van God Die opgestaan is uit de doden te belijden. De openingswoorden van het evangelie maken dan al duidelijk dat Jezus de personificatie van God Zelf is.
Zelf geef ik er de voorkeur aan om het lange slot als een toevoeging van Markus zelf te zien aan de weergave van het verslag dat Markus maakte van het optreden en onderwijs van de Heere Jezus zoals hij dat van Petrus hoorde. Zeker is dat het lange einde geen elementen bevat die elders in het Nieuwe Testament niet voorkomen. We kunnen dan ook niet zeggen dat de vraag of het lange einde al dan niet bij Markus behoort, de geloofsleer raakt. Zeker is ook dat het lange slot van Markus hoe dan ook zeer oud is en op de Sinaïticus en de Vaticanus en ook nog een enkel minder belangrijk handschrift na in alle overgeleverde handschriften voorkomt. Irenaeus kende het al en gaat uit van de authenticiteit ervan.
In het tweede deel op Markus in de Concordia Commentary heeft Christoffer W. Mitchell, de eindredacteur van de serie, een grondige uitleg van deze verzen geboden. Het feit dat het lange slot van Markus in het overgrote deel van de handschriften voorkomt, rechtvaardigt mijns inziens niet alleen deze bespreking maar maakt die ook geboden. Mitchell wijst er in zijn uitleg ook op waar in de lutherse belijdenisgeschriften naar het lange slot wordt verwezen.
Terwijl de meeste nieuwtestamentici Markus als het oudste evangelie zien, gaat Voelz, die daarin de traditie van de Vroege Kerk volgt, ervan uit dat Markus later geschreven is dan Mattheüs en Lukas. Zelf ben ik hierin wat minder stellig, maar goed is te beseffen dat een visie op de onderlinge verhoudingen van de eerste drie evangeliën altijd een hypothese blijft. Groot gewicht kent hij toe aan de vaste vorm van mondelinge traditie. Zo verklaart hij de grote overeenkomsten tussen Mattheüs en Markus.
Met Voelz ben ik ervan overtuigd dat voorafgaande aan de schriftelijke vastlegging in de eerste drie evangeliën de mondelinge traditie al een heel bepaald en vast patroon had. Voelz volgt de traditie die Markus met Petrus verbindt. Volgens de ene traditie schreef Markus zijn evangelie na de dood van Petrus. Volgens een andere nog bij zijn leven en had Petrus daar geen moeite mee, maar ging het initiatief ertoe van Markus uit.
Van belang is de constatering dat het evangelie naar Markus is geschreven om voorgelezen te worden. De evangelist wist dat het publiek dat hij wilde bereiken in meerderheid zelf niet kon lezen en zeker geen boek kon bekostigen. Zij hoorden de woorden van het evangelie naar Markus. Voelz is van mening dat het evangelie naar Markus niet alleen de trekken vertoont van een antieke biografie maar ook van een tragedie. In dat kader plaatst hij dat de focus bij Markus op de daden van Jezus ligt en niet op Zijn onderwijs.
Zeker is dat in het evangelie naar Markus vooral uit de daden van Jezus Zijn goddelijkheid blijkt. Daarnaast is de sterke nadruk op het falen van de discipelen kenmerkend voor Markus. Zelf zou ik toch iets voorzichtiger zijn met de typering ‘tragedie’. Immers het grote verschil blijft dat de dood van Jezus door Zijn opstanding wordt gevolgd. Iets wat Voelz overigens op geen enkele wijze betwijfeld.
Evenals dat bij andere delen in de serie Concordia Commentary het geval is, bevatten delen over Markus een aantal excursen. Ook hier geldt dat ze de waarde van de delen vergroten
James W. Voelz, Mark 1:1-8:26, Concordia Commentary (St. Louis: Concordia Publishing House, 2013), hardcover 588 pp., $54,99 (ISBN 97890758603142) en Mark 8:27-16:20 (James W. Voelz: Markus 8:27-16:8 en Christopher W. Mithchell, Markus 16:9-20), Concordia Commentary (St. Louis: Concordia Publishing House, 2019), hardcover 785 pp. $54,99 (ISBN 9780758639554)