
Theologie betekent letterlijk Godgeleerdheid. In de theologie moet het om God en de eer van Zijn Naam gaan. De uitdrukking Godgeleerdheid maakt ook voor de gewone man duidelijk waar het bij theologie om gaat, of in ieder geval behoort te gaan. In het eerste artikel is het ontstaan en het doel van de theologie uiteengezet en werd ingegaan op de theologie als wetenschap van de Middeleeuwen tot de negentiende eeuw. Er werd een aanvang gemaakt met het bespreken van de vraag of theologie kennis is over God of kennis over wat mensen met betrekking tot God geloven.
Wie de Christelijke dogmatiek van Gijsbert van den Brink en Kees van der Kooij met de Gerefor-meerde Dogmatiek van Herman Bavinck vergelijkt, merkt dat in de eerste dogmatiek in onderscheid tot de tweede, de klassieke opvatting van theologie als kennis over God is ingeruild voor de opvatting dat het gaat om verantwoord spreken over God. Met de genoemde visie op theologie is een andere kijk op de Bijbel verbonden.
De Bijbel is dan niet meer het Woord van God. Zo zij niet louter als een verzameling oude geschriften wordt gezien waardoor wij nu nog geïnspireerd kunnen worden, is zij toch niet meer dan het Woord van God én mensen. Daarbij zijn de Bijbelschrijvers niet, zoals in de klassieke opvatting over de Schrift en daarmee ook de theologie, instrumenten die door de Heilige Geest in dienst zijn genomen, maar hebben zij een zelfstandige inbreng gehad. De inhoud van de Bijbel is contextueel. Dat wil zeggen zij is mede bepaald door de cultuur en de tijd waarin de Bijbel ontstond. Wij die in een andere tijd leven, hoeven ons leven en onze opvattingen daarom niet zonder reserve door de Bijbel te laten stempelen.
In Nederland werd door de Wet op het Hoger Onderwijs van 1876 de secularisatie van de theo-logische faculteiten in de wet vastgelegd. Wel kreeg de Hervormde Kerk het recht aan elke faculteit een aantal kerkelijke hoogleraren te benoemen. Zeker aan de theologische faculteit van de Univer-siteit van Utrecht ging nog heel lang ook niet elke door de staat benoemde hoogleraar met de nieuwe opvatting over theologie mee. Wereldwijd staat inmiddels op universiteiten de klassieke visie op theologie niet alleen onder zware druk maar is er in veel gevallen zelfs geen enkele ruimte voor.
Wereldwijd – en dat geldt zeker het zuidelijk halfrond – zijn er echter ook nog altijd tal van christenen die zonder reserve de Bijbel aanvaarden als de stem van de levende God. Zij hebben geen enkele twijfel bij datgene wat de Bijbel als geschiedenis meedeelt en bij de leerstellige en ethische inhoud van de Schrift. Zij zijn van de vastheid van de Bijbelse waarheid ten volle overtuigd. Juist op het zuidelijk halfrond groeit de christelijke kerk. Uiteraard weerspiegelt zich dit in theologische opleidingen, al hebben die lang niet altijd een academisch niveau.
Ook in de westerse samenleving zijn er theologische instellingen/seminaries waar niet alleen op klas-sieke maar ook op gereformeerde wijze theologie wordt bedreven. Voor de Verenigde Staten van Amerika geldt dat wel meer dan voor Europa. Opmerkelijk is dat in de jaren zestig en zeventig zowel binnen de Lutheran Church Missouri Synod, een kerkverband met vier miljoen leden, en de Southern Baptist Convention, een kerkverband met zestien miljoen leden, liberale ontwikkelingen een halt werden toegeroepen. Men wilde vasthouden aan of terugkeren naar hun confessionele wortels. Deze wending heeft zich weerspiegeld in de theologische opleidingen van genoemde kerkverbanden.
*
Wetenschap – en zeker die van de theologie of Godgeleerdheid – is nooit neutraal
Omdat de Wet op het Hoger Onderwijs van 1876 ook de mogelijkheid bood om los van de overheid academisch onderwijs te geven werd op initiatief van Abraham Kuyper de Vrije Universiteit opgericht, die in 1880 werd geopend. Kuyper bestreed dat wetenschap – en dat gold wel heel in het bijzonder de Godgeleerdheid – neutraal kon zijn. De neutraliteit van de openbare onderwijsinstellingen was, zo zag hij terecht, geen echte neutraliteit. Iedereen handelt en denkt vanuit een bepaalde overtuiging. Dat gaat ook aan wetenschapsbeoefening niet voorbij.
De slotwoorden van de rede die Kuyper uitsprak bij de opening van de Vrije Universiteit waren feitelijk een gebed. Deze woorden maken duidelijk waar het Kuyper in de beoefening van de weten-schap om ging. ‘Onze Vader Die in de hemelen zijt, Springader van alle waarheid, Fontein aller waar-achtige kennisse en aller wijsheid Bron! Van U afzwervend vindt uw schepsel niets dan donkerheid, niets dan matheid, niets dan gebondenheid der ziele. Maar nabij U; ons badend in Uw leven; dan doorstroomt ons het licht; doortintelt kracht ons de aderen; en ontplooit zich in zalige verrukking de vrijheid des geloofs. Aanbiddelijke, eeuwige Majesteit, zie dan in gunste op deze Stichting neder. Zij uit U haar goud, haar kracht, ál haar wijsheid. Zwere ze nooit bij een minder, bij een ander, dan Uw heilig Woord. Gij Die onze nieren proeft, o Rechter van onze natie en Oordelaar ook van de scholen der wetenschap, breek Zelf de muren dezer stichting af, en delg ze uit van voor Uw aangezicht, indien zij ooit iets anders bedoelen, ooit iets anders zou willen dan te roemen in het kruis van de Zoon Uwer tederste liefde! Heere, Heere God! Laat in uw Naam alléén, in Uw Naam ál onze hulpe staan! Amen.’
*
Old Princeton als voorbeeld
In Nederland staat de theologiebeoefening onder zware druk. Meerdere theologische faculteiten en instellingen hebben de laatste decennia hun poorten gesloten. Feitelijk is er in heel Nederland geen enkele academische instelling meer waar alle docenten theologisch onderwijs geven vanuit de over-tuiging dat de Bijbel de stem van de levende God is en zich zonder reserve gebonden weten aan de gereformeerde belijdenis.
Hervormde studenten waren hieraan vanouds gewend, maar het was nooit een ideale situatie. Voor studenten uit de afgescheiden kerken, die trouw wensen te blijven aan Schrift en belijdenis, is dat een realiteit waarmee zij nu ook moeten rekenen als zij theologie gaan studeren. We mogen blij zijn met elke docent – aan welke instelling ook verbonden – die in gehoorzaamheid en gebondenheid aan Schrift en belijdenis theologisch onderwijs geeft.
De kerk van Nederland – en dan beperk ik mij niet tot één kerkverband – zou onder Gods zegen gebaat zijn met een academische instelling die eenzelfde grondhouding heeft zoals Princeton Theo-logical Seminary die oorspronkelijk had. Dit theologische seminarie werd in 1812 geopend. Zij was het initiatief van de Presbyteriaanse Kerk. Het plan van dit seminarie is nog altijd zeer relevant. Doel van het seminarie is, zo lezen we, om mannen te vormen voor de bediening van het Evangelie. Mannen die werkelijk geloven en de Zaligmaker van harte liefhebben en daarom zich erop toeleggen de inhoud van het geloof, zoals beleden in de Westminster Confessie, in zijn waarachtigheid, eenvoud en volheid te verbreiden en te verdedigen.
Zeer essentieel werd geacht dat de studenten literatuur moesten bestuderen gericht op de gods-vrucht van het hart die slechts het werk is van de vernieuwende en heiligende genade van de Heilige Geest. Daarbij werd niet in de laatste plaats aan de puriteinse werken gedacht. Als predikers moesten zij, zoals de eerste hoogleraar Archibald Alexander zei, als opzet hebben de hoofden van hun hoorders met kennis van de Bijbelse boodschap te vullen en de harten van hun hoorders in brand te steken.
Evenals voor Voetius het geval was, laat het plan van Princeton Theological Seminary zien dat men ervan overtuigd is dat wetenschap en godsvrucht met elkaar verbonden dienen te zien. Terecht stelde men dat zowel godsdienst zonder kennis als kennis zonder godsdienst uiteindelijk alleen maar schadelijk is voor de kerk. Van docenten werd verwacht dat zij zowel in godsvrucht als wetenschap voor de studenten een modelfunctie hadden.
Laten wij bidden dat er zo theologische onderwijs wordt gegeven. Daarin heeft iedereen een ver-antwoordelijkheid, al is die van de een groter dan van de ander. Wij moeten, of wij docent, ambts-drager, of gewoon gemeentelid zijn doen wat onze hand vindt om te doen en onze verantwoordelijk-heid nemen, wetend: aan Gods zegen is alles gelegen. Dan is het een grote troost als wij met Luther mogen weten dat onze vaderen de kerk niet in stand hebben gehouden, wij het niet doen en onze kinderen evenmin. Christus Zelf houdt Zijn kerk in stand. Hij heeft beloofd dat de poorten van de hel Zijn gemeente niet zullen overweldigen en dat Hij met haar is tot aan de voleinding van de wereld.