
De eerste aanblik die ik van de Middelaar des verbonds gehad heb, was op die tijd, dat ik niet anders vermeende dan dat God mij zou wegvagen. Maar in plaats dat dát gebeurde, is slechts het mijne maar weggevaagd; mijn werken, mijn doen, mijn overleggingen, mijn godsdienst. En openbaart God aan mijn ziel Zijn Zoon in de graveerselen van Zijn eeuwige zondaarsliefde.
De eerste aanblik, die ik van Christus had, is geweest dat Zijn borstwerk was als een vuurgloed van eeuwige zondaarsliefde, brandende om zondaars te bezitten en aan Zijn Middelaarshart te drukken. Zó is Christus. Die eerste aanblik ben ik nooit vergeten. In de eerste Adam lag mijn ondergang, maar in die tweede Adam mijn opkomst. Dát was in Hem. (…)
God wil dat wij Zijn Zoon bedoelen, en in Hem onze reinigmaking en zaligheid zoeken. Zijn wij gezaligd, dan wil Hij dat wij verder alles uit die Koning putten. Want Hij is toch tot rechtvaardigheid, tot heiligmaking en tot verlossing, tot alles wat wij nodig hebben om wel getroost te leven en te sterven. Daartoe is Christus geschonken, en wil Hij, dat wij dat in Hem zoeken.