De boeken van Joseph Ratzinger/Benedictus XVI over de Heere Jezus Christus

Joseph Ratzinger die bij zijn verkiezing tot paus in 2005 de naam Benedictus XVI aannam, is op 31 december van het afgelopen jaar overleden. Op DV 5 januari vindt zijn begrafenis plaats. In 2013 trad hij om gezondheidsredenen terug. Iets wat nog nooit eerder was voorgekomen. Hij werd vanaf die tijd als emeritus-paus aangeduid.

Joseph Ratzinger trok als paus ook buiten de rooms-katholieke kerk aandacht met een drietal boeken die hij over Jezus schreef. Het eerste verscheen in 2007. Ratzinger schreef in het woord vooraf dat hij al met het schrijven van dit boek was begonnen voordat hij tot paus werd ge­­kozen. Het tweede deel kwam in 2011 van de pers, terwijl het laatste deel over de kinderjaren van Jezus het jaar erop in druk verscheen. Na het verschijnen daarvan schreef ik er recensies. Iets gewijzigd geef ik in deze bijdrage deze recensies door.

Wij verwerpen als protestanten de claim van de bisschop van Rome dat hij de opvolger van Petrus en de plaatsvervanger van Christus op aarde is, maar dat hoeft de erkenning dat hij geen onverdienstelijk Bijbelwetenschapper is, niet in de weg te staan. Het is met name voor rooms-katholieken van belang te weten dat Rat­zin­ger zijn boeken over Jezus niet schreef in zijn positie als bisschop van Rome. Het is geen do­cument met leergezag zoals een encycliek.

Duidelijk is wel dat Benedictus XVI meer dan zijn voorganger Johanns Pauls II een Bijbelgeleerde was. Op zijn vakantieverblijf had hij tijdens zijn pausschap jaarlijks een ont­moe­ting te hebben met zowel rooms-katholieke als protestantse nieuwtestamentici.

De methode die Ratzinger hanteert, omschrijft hijzelf als de verbinding tussen een gelovige uit­leg en een historische uitleg van de Bijbel, maar dan wel een die zijn grenzen kent. Een we­ten­schappelijke uitleg van de Schrift is immers een zaak van de theologie. De theologie heeft haar eigen rede en haar eigen goed recht van spreken. Dat wil Ratzinger laten zien. Zo wijst hij ook op de harmonie tussen feit en woord. Waar die band wordt verbroken, wordt de basis­struc­tuur van het christelijk geloof zelf opgeheven. Met deze benadering moet elke recht­ge­aarde pro­tes­tant kunnen instemmen.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat Ratzinger veel meer waarde hecht aan het getuigenis van de Schrift dan menig protestants exegeet. Hij schrijft af­wis­selend over historische en his­to­risch-kriti­sche exegese. Deze vorm van exegese heef voor hem grote waarde, mits de beperkte reikwijdte ervan wordt onderkend. Ik zou dat alleen wil zeg­gen van exegese die wij als historische exegese kunnen typeren. Alle vormen van exegese be­horen het zelfgetuigenis van de Schrift te respecteren. Historisch-kritische exegese kan waar­devol zijn niet dankzij, maar ondanks haar kritische karakter.

Ratzinger heeft echter gelijk als hij aangeeft dat echte exegese niet kan blijven staan bij de be­tekenis van de tekst in het verleden, maar ook moet aangeven wat het Bijbelwoord nu be­te­kent. In de Schrift komt immers de Heere Jezus Christus tot ons. Het feit dat Hij opgestaan is uit de doden, betekent dat Hij niet enkel mag worden gezien als een figuur uit het verleden. Hij leeft nog altijd in het heden.

Om Hem werkelijk te leren kennen moeten wij, zo schrijft Ratzinger, meeluisteren met de leerlingen van Jezus van alle tijden. Dat wil zeggen dat de ge­schie­denis van de exegese mee moeten nemen in ons luisteren naar de Schrift. Hij maakt dat concreet door meer dan eens kerkvaders te citeren. Het zal bekend zijn dat Rome en de Re­for­ma­tie verschillende wegen gaan met betrekking tot de relatie tussen de Schrift en de kerk. Dat wil echter niet zeggen dat wij als protestanten aan het getuigenis van de kerk­ge­schie­denis gaan waarde moeten toekennen.

Wat Ratzinger met zijn boeken bedoeld is een theologisch traktaat te schrijven over het leven van Jezus. Daarin is hij uitnemende geslaagd. In zijn boek keert Ratzinger zich tegen vormen van geloof waarbij het christendom opgaat in ethiek of wereldverbetering. Hij wenst God zoals die in Jezus Christus tot ons komt, centraal te stellen. Ratzinger laat er geen misverstand over bestaan dat de historische Jezus de Zoon van God is. Dit is geen constructie die achteraf. Zo komt Jezus tot ons in alle vier de evangeliën.

Ratzinger wijst in dit verband op een boek van de eminente Joodse geleerde Jacob Neusner. Neusner constateert vele overeenstem­min­gen tussen het ethisch onderwijs van Jezus en van de rabbijnen. Toch is er een verschil. Dat ver­­schil is de per­soon van Jezus Zelf Die een gezag voor zich claimt dat groter is dan dat van Mozes en aan het gezag van God Zelf gelijk staat. Daarom kan Neusner Jezus niet aan­vaarden. Ratzinger wijst er terecht op dat hier de wegen van kerk en synagoge uiteen gaan.

De historische betrouwbaarheid van het vierde evangelie slaat hij zeer hoog aan. Hoger nog dan bij de nieuwtestamenticus Martin Hengel het geval is die inmiddels al weer een aantal jaren gelden overleed. Hengel was trouwens één van de nieuwtestamentici die de door paus op diens vakantieverblijf georga­ni­­seerde ontmoeting tot aan zijn overlijden bezocht.

Ratzinger constateert met vele anderen dat het vierde evangelie meer aandacht geeft aan chrono-logische en geografische details dan de andere evangeliën. In het algemeen gaat hij in zijn boeken niet in vraagstukken met be­trek­king tot de chronologie. In dit verband stelt hij echter dat de eerste drie evangeliën van een af­wij­­kende kalender uitgaan met betrekking tot het paasfeest. Het pascha dat Jezus met Zijn dis­ci­pelen vierde, had daarom feitelijk een provisioneel karakter.

Het vierde evangelie volgend moe­ten we ervan uitgaan dat Jezus gekruisigd werd op de veertiende Nisan. Hij gaf de geest toen de paaslammeren werden geslacht. Voor de schijnbare tegenstrijdigheid op dit punt tus­sen de eerste drie evangeliën enerzijds en het evangelie naar Johannes anderzijds zijn ook an­de­re oplossingen aangedragen. De hier voorgedragen oplossing heeft echter een hoog waar­schijn­lijkheidsgehalte, al geef ik zelf aan een andere oplossing de voorkeur.

Heel nadrukkelijk komt Ratzinger ervoor op dat Jezus Zelf over de verzoenende betekenis van Zijn sterven heeft gesproken. Zijn lijden en sterven hadden een plaatsvervangend karakter en droegen de toorn van God over de zonde weg. Ratzinger keert zich ook tegen een spreken over de opstanding waarbij het lichamelijke karakter ervan vervaagt. Het lege graf is geen vol­doende maar wel nood-zakelijke voorwaarde voor het geloof in de opstanding van Jezus. Bij Zijn opstanding nam Jezus lichamelijk wel een nieuwe dimensie aan. Zijn opstandings­lichaam is overgankelijk.

In de Nederlandse vertaling van de boeken over Jezus wordt over ‘evangelies’ gesproken. Naast deze uitdrukking komen we meer typisch Vlaamse dan wel rooms-katho­lieke uitdrukkingen en woorden tegen. Dan hebben we het over de vorm . Belangrijker is de inhoud.

Het zal duidelijk zijn dat we van de boeken van Ratzinger het een en ander kunnen leren en dat er veel in staat dat onze instemming moet hebben. We waarderen deze boeken echter niet juist, als we menen dat de huidige paus zich in de richting van het protestantisme beweeg. Voor Ratzinger komt Jezus met name tot ons in de eucharistie. Keer op keer brengt hij de eu­charistie naar voren. Hij ziet zinspelingen naar de eucharistie ook waar de tekst daarvoor niet de minste aanleiding geeft. Ik denk aan de volgende zin. ‘Zoals Jezus op een ezel de hei­lige stad binnentrok, zo ziet de Kerk hem steeds weer binnenkomen in de gedaante van brood en wijn.’

De wijze waarop hij Ratzinger, schrijft over de hemelvaart, schept nadruk­kelijk ope­nin­gen voor de leer van de transsubstantiatie. De paus noemt dat niet met zoveel woor­den, maar het kan een aandachtige lezer moeilijk ontgaan. Als goede exegeet is de paus zich ervan be­wust dat allerlei roomse leer-stellingen niet in de Schrift zelf zijn te vinden.

In de lijn van John Henry New­man stelt hij echter dat zaken die in de knop in het Nieuwe Testament aanwezig zijn, in de kerkgeschiedenis tot ontplooiing komen. Echter, dan ziet hij ook knoppen waar zij niet zijn. Ik denk aan de basis die hij zoekt voor de verering van Maria in het vierde evangelie wan­­neer tegen de discipel die door Jezus werd liefgehad, wordt gezegd: ‘Zie uw moeder’. Ratzinger concludeert daaruit de Maria blijvend aan de zorg van de kerk is opgedragen.

Ratzinger zoekt in de tekst van Mattheüs en Lukas naar aankno­pings­punten van de latere Maria-verering. Taalkundig geheel ten onrechte leest hij in Lukas 1:28 niet dat Maria bege­na­digd is, maar dat zij vol van genade zou zijn. Vanuit het feit dat in het Oude Testament ge­zegd wordt dat God in het midden van Zijn volk woont, trekt Ratzinger een lijn naar de moe­der­schoot van Maria. Hij suggereert dat het Hebreeuwse woord in het midden van (beqèrèb) de notie ‘moederschoot’ in zich zou hebben, dat is echter niet het geval. Het kan op het bin­nen­ste deel van de mens en eventueel op het middelste deel van zijn lichaam slaan, maar er mag geen re­latie met de moederschoot worden gelegd.

Wanneer Maria wordt vergeleken met de tent der samenkomst, wordt aan Maria een betekenis en plaats toegekend die alleen aan Jezus toe­komt. Hij is onder de nieuwe bedeling de vervulling van de tent der samenkomst. Dan kan heel in het bijzonder naar Johannes 1:14 worden verwezen.

Als christenen van de Reformatie zien ook wij in de tekst van het Nieuwe Testament dat Maria als een voorbeeld van eenvoudig geloofsvertrouwen mag worden gezien. Ook wij er­ken­­nen dat geen vrouw zo’n bijzondere plaats inneemt in de heilsgeschiedenis dan bij Maria het geval is. Maar evenals Maria zelf wensen wij slechts in Hem te roemen Die zij als mens ter wereld mocht brengen.

Opvallend en typisch rooms is ook een optimistische visie op het heil. Ratzinger schrijft gloed­vol over het mysterie van het mens-zijn dat zijn vervulling vindt in God. Maar het blijft vaak een ongebroken relatie met God. Als schepsel al is de mens op bijzondere manier ‘kind van God’ en God ‘zijn ware Vader’.

Wie leerling van Jezus is, krijgt deel aan de verlossing en ‘overschrijdt de grens van ons mens-zijn’. ‘Als verwachting en mogelijkheid al gelegd van­uit de schepping, toen wij naar Gods beeld en gelijkenis geschapen werden.’ Terecht be­klem­toont Ratzinger dat het evangelie universele betekenis heeft, maar door de geschetste ziens­wijze gaat universeel feitelijk over in universalistisch.

Op de achtergrond van wat de paus schrijft, staat de kerkleer over de verhouding tussen na­tuur en genade. Volgens Rome is in de zondeval het bovennatuurlijke weggenomen, maar blijft de natuur in tact. De mens is niet geheel door de zonde aangetast en verdorven. Hij is half­­dood, zoals blijkt uit Ratzingers beschrijving van de gelijkenis van de barmhartige Sa­ma­ri­taan. ‘De mens is beroofd van de glans van het bovennatuurlijke en verwond in zijn men­se­lij­ke natuur’, zo citeert hij de scholastici in de middeleeuwen.

We mogen zeggen dat de boeken van de paus Rome in haar kracht en zwakte tonen. We zien aan de ene kant hoe Rome vasthoudt aan de drie-eenheid, de leer van Jezus als God Die mens werd en plaatsvervangend aan het kruis stierf. Aan de andere kant merken we dat de radi­ca­liteit van de breuk tussen God en mens niet wordt onderkend en de toe-eigening van het heil geen vraag is, maar simpel wordt afgedaan met een verwijzing naar het gebruik van de sacra­menten die ons de genade mede delen.

Hiertegenover staat het getuigenis van de Bijbel ver­tolkt door de Reformatie dat God vijanden met Zichzelf verzoend, dat de Heilige Geest het ge­loof werkt door het Woord en de sacramenten een belangrijke maar toch slechts ver­ster­kende functie hebben. Dat betekent dat deelgenootschap aan de sacramenten niet samen­valt met deelgenootschap aan heil. Zelfonderzoek is nodig of wij de kenmerken van de ware chris­tenen bezitten.

Joseph Ratzinger Benedictus XVI, Jezus van Nazareth. Deel I: Van de doop in de Jordaan tot de Gedaanteverwisseling (Tielt: Lannoo, 2007), hardcover 377 pp. (ISBN 9789020971767); Jezus van Nazareth. Deel II: Van de intocht in Jeruzalem tot de opstan­ding (Tielt : Lannoo, 2011), hardcover 278 pp. (ISBN 9789020992472); Jezus van Nazareth. Proloog: De kinderjaren (Tielt: Lannoo, 2012), hardcover 121 pp., (ISBN 9789401407342). Tweedehands zijn deze boeken nog verkrijgbaar.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s