
In onze Tweede Kamer werd een belangrijke debat gevoerd die de vrijheid van onderwijs en in het verlengde daarvan de vrijheid van godsdienst raakt. Een debat dat helaas ook werd gekenmerkt door begripsverwarring. Inzet van het debat was de klassiek christelijke visie van dat reformatorische scholen op huwelijk en seksualiteit. Onterecht was dat werd beweerd, dat reformatorische scholen ouders zouden vragen afstand te nemen van homoseksualiteit. Dat is niet het geval. Ook christenen, die vasthouden aan de Bijbelse visie op huwelijk en seksualiteit, weten dat er mensen zijn die homo-seksuele gevoelens hebben. Zij wijzen deze mensen niet af.
Zij zijn ervan overtuigd dat sinds de mens van God afviel aan het begin van de geschiedenis van de mensheid, mensen allerlei gevoelens hebben die strijdig zijn met Gods bedoelingen. We hoeven te denken aan het zoeken van eigen belang. Sinds de zondeval is er ook niemand die in zijn gedachten op seksueel gebied niet faalt. Daarom hebben wij allemaal bekering nodig en moeten wij in de navolging van Christus onszelf verloochenen. Een christelijke school zal proberen mee te leven met leerlingen met homoseksuele gevoelens. Concreet doen reformatorische scholen dat ook. Van christelijke scholen mag niet worden gevraagd dat zij voor andere seksuele relaties dan het huwelijk ruimte zien. Daarmee vraag je hen namelijk om Christus te verloochenen.
Ook als mensen andere keuzes maken dan zij maken of andere opvattingen hebben dan zij hebben, toch wijzen christenen deze mensen als mens niet af. Dat geldt niet alleen als het gaat over huwelijk en seksualiteit, maar ook om het bestaan van de enige God en dat Jezus Christus de enige weg tot God is. Wel vragen zij de vrijheid om dit getuigenis binnen de kerk, het gezin en op school door te geven aan een nieuwe generatie. De vrijheid ook om in de samenleving hiervoor uit te komen. De overheid moet dan voor dreigementen, die dan naar christenen worden geuit, geen wettelijk fundament leggen. Integendeel, zij dient ervoor te waken een rechtsstaat te blijven, waarin minderheden zich veilig weten.
Arie Slob, de verantwoordelijke minister gaf eerst aan, dat reformatorische scholen van ouders in-stemming met de identiteit van de school mogen vragen. Over die identiteit ging het. Onder druk van de maatschappelijke en publieke opinie lijkt Slob bereid dit niet te willen handhaven. Hij geeft nu de indruk dat hij breid is om mee te werken aan het inperken van de vrijheid van onderwijs. Leerlingen moeten zich op school veilig voelen, maar met deze ontwikkelingen wordt voor christenleerlingen een school een onveilige omgeving, zoals ook de samenleving voor hen op dit gebied een stuk onveiligheid krijgt.
De onderliggende gedachte van de vrijheid van onderwijs, zoals wij die hier in Nederland kennen is, dat de school van de ouders is. Ouders kunnen vanuit een bepaalde identiteit een school oprichten en uiteraard vraagt dan die school vervolgens telkens aan nieuwe ouders om hun instemming. Kunnen zij dat niet, dan zijn er andere scholen waarnaar zij zonder bezwaar hun kinderen kunnen sturen. Niemand behoeft zich dus gedwongen te voelen
Seegers, de politieke leider van de CU, deed helaas mee aan de begripsverwarring rond woorden. Ook hij had het er – in strijd met de feiten – over dat reformatorische scholen zouden vragen van mensen hun identiteit af te wijzen. Toen hem werd gevraagd of scholen dan wel mogen vragen dat ouders instemmen met de Bijbelse visie op huwelijk en seksualiteit, wilde hij geen antwoord geven. Dat is niet alleen vanuit Bijbels oogpunt, maar ook vanuit staatrechtelijk oogpunt bedenkelijk.
Echte tolerantie wil zeggen dat je bereid bent opvattingen die je volstrekt niet deelt, toe te laten in het publieke domein. Onze klassieke vrijheden waarop onze rechtsstaat is gebaseerd, zijn daarvan het fundament. Feitelijk blijkt een Kamermeerderheid moeite te hebben met het beginsel dat een levens-beschouwelijke meerderheid bereid moet zijn om levensbeschouwelijke minderheden te tolereren.
Wij hopen vurig dat Kamerleden, ook al delen zij niet de christelijke visie op huwelijk, pal willen staan voor de klassieke tolerantie en geen dwang gebruiken om de levensbeschouwing van de meerderheid van de samenleving minderheden op te leggen. Gebeurt dit wel, dan worden de vrijheid van gods-dienst, van meningsuiting en van onderwijs uitgehold. Zeker van christenkamerleden en christen-bestuurders mag worden gevraagd, dat zij metterdaad opkomen voor de vrijheid om de levende God te dienen in overeenstemming met Zijn Woord.
Voor meerderen in christelijke kring is de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer een voorbeeld. Hij was bereid zich te keren tegen de meerderheid in de samenleving, ook toen het overheidsbeleid offers ging kosten. De offers die hij kon vermoeden en tenslotte werkelijk werden, waren zwaarder dan de offers die christenen nu of in de nabije toekomst in Nederland moeten brengen. We willen ook de naam van de Duitse predikant Paul Schneider noemen. Nog voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak, heeft hij toen hij de onchristelijke ideologie van de meerderheid durfde weerstaan, het offer van zijn leven gebracht. Laat het niet zo zijn dat men nu het iets gaat kosten, niet durft te belijden en niet durft op te komen voor een rechtsstaat die minderheden ruimte geeft. Dan zijn de genoemde Duitse theologen voor ons beschamende voorbeelden.
Nederland is ontstaan in de worsteling om vrijheid. Dat was niet uitsluitend, maar wel allereerst de vrijheid om God in overeenstemming met Zijn Woord te dienen. We vragen de overheid om deze vrijheid te blijven handhaven. Om het handelen van christenen te begrijpen moet de overheid weten dat een christen allereerst een burger is van het koninkrijk van God en dan pas staatsburger. Een christen wil de overheid gehoorzamen, ook als hij het beleid van de overheid niet bijvalt. De grens is als de overheid iets vraagt wat ongehoorzaamheid aan Christus zou betekenen. Dan gaat gehoor-zaamheid aan Christus en navolging aan Hem, boven alle andere keuzes. We hopen dat de Neder-landse overheid christenen niet voor deze keuze stelt.
Tenslotte: laten christenen niet vergeten het belangrijkste wapen waarover zij beschikken te gebrui-ken en dat is het wapen van het aanhoudende gebed. Gebed voor de overheid, gebed in het bijzonder voor christenbestuurders en christenpolitici om op te komen voor de vrijheid van godsdienst. Gebed om de komst van Gods koninkrijk. Van de verhoring van die laatste bede mogen we volkomen zeker zijn. Christus zal Zijn kerk beschermen en bewaren. Daarom mag iedereen die Hem toebehoort, ook in deze tijd welgemoed zijn.
Dhr. A.B. Goedhart, Leerbroek, oud-hoofd van een School met de Bijbel, en dr. P. de Vries, Nunspeet, docent Hersteld Hervormd Seminarie