Geestelijke herkenning en kerkelijke eenheid (slot)

Welke richting wijst de bundel Spirituele oecumene?

Zowel in de inleiding als in de slotbeschouwing van Spirituele oecumene geven de redacteuren aan waar zij zelf theologisch en geestelijk staan. Duidelijk is dat beiden zich gegrepen weten door de theo-logie van het Tweede Vaticaanse concilie. Weliswaar vallen in de slotbeschouwing de namen van Luther en Calvijn maar hun theologie en boodschap functioneert daarin ten diepste helemaal niet. Zo wordt de uitspraak van Luther over de bedelaarsgestalte van het geloof in een heel andere context gezet dan bij Luther zelf het geval is. Geestelijke leidsmannen zijn voor hen mannen als paus Francis-cus, Karl Rahner en de predikant-dichter Jan Wit (van wie ds. W.L. Tukker eens zei: ‘Hij kan mijn opperzangmeester niet zijn).

Voor de redacteuren is de drie-enige God de grond van ons bestaan. Echter, nergens komt naar voren dat een welbewust kennen van de drie-enig God nodig is tot zaligheid. De auteurs hebben geen moeite om vrijzinnigen als broeders in Christus te zien. Dat is wel een heel andere lijn dan die van de vroeg-christelijke credo’s. Hoezeer hun gehele kijk verschilt van de Bijbelse en klassieke kijk op geestelijk leven blijkt wel uit het feit dat spirituele oecumene aansluiting moet zoeken bij de behoefte van de mens van vandaag. Duidelijk is dat zij in de lijn van Vaticanum II en de theologie van Karl Barth geen enkele moeite hebben met de notie van een onbewust geloof en een onbewuste band met Christus. Dat maakt begrijpelijk dat de Bijbelse boodschap van de twee wegen bij hen totaal geen plaats heeft. In de slotbeschouwing distantiëren zij zich er zelfs expliciet van.

Als het gaat om de visie op het avondmaal en de praktijk van het avondmaal sluiten de redacteuren aan bij de bijdrage van Liuwe Westra die pleit voor een open avondmaal. Dat wil zeggen dat aan niemand noch binnen noch buiten de gemeente de toegang tot het avondmaal wordt ontzegd. Bepaald onjuist is dat het hier slechts om kerkrechtelijke regels zou gaan. Wie de Bijbel leest, bemerkt dat er gesproken wordt over de kenmerken van de kinderen van God. Wie die kenmerken als volwassene niet vertoont, mag niet ten avondmaal gaan.

De kerk kan en mag niet over het hart oordelen, maar zij moet wel toezien op leer en leven. Denk slechts aan 1 Kor. 6:9-10: ‘Of weet gij niet, dat de onrechtvaardigen het Koninkrijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.’

Kennelijk hechtten de redacteuren van Spirituele oecumene geen betekenis aan wat de Bijbel zegt over de kenmerken van de kinderen van God en in samenhang daarmee geven zij op de vraag wie ten avondmaal mag gaan een antwoord dat strijdig is met Schrift en belijdenis (vgl. vraag en antwoord 81 en 82 van de Heidelbergse Catechismus).

De redacteuren willen breed kijken, maar doen dat wel op een heel bepaalde manier en in een heel bepaalde richting. Duidelijk is dat in hun benadering kerken die trouw zijn aan de confessie van de Reformatie of het nu hervormde/gereformeerde, lutherse, anglicaanse of baptistische kerken zijn, ten diepste geen recht van bestaan hebben. In de Nederlandse context geldt dat ook allerlei instellingen met een gereformeerde grondslag beginnend bij de scholen en eindigend bij politieke partijen.

Met de lijn die de redacteuren voorstaan, zul je je in de Nederlandse context, als je niet voor Rome wilt kiezen, het meest passen en het meest thuis voelen bij de brede middenstroom van de PKN. Hooguit kan dan de hiërarchische structuur een belemmering zijn, maar niet het geestelijke en theologische klimaat. Wie zich nader wil verdiepen in het verschil tussen dit klimaat en wat wel genoemd is religie van de belijdenis wijs ik op de briefwisseling tussen dr. H. Berkhof en ds. G. Boer in het eerste deel van zijn verzameld werk, namelijk Tijdbetrokken vreemdelingschap.

*

De Bijbelse weg voor herkenning en eenheid

Het zoeken naar kerkelijke eenheid moet beginnen en begint in de praktijk ook altijd met geestelijke herkenning. Die herkenning kan altijd omschreven worden, ook als er nog geen kerkelijk eenheid is en die er wellicht ook nooit komt aan deze kant van het graf. Bij geestelijke herkenning kan en mag de lijn die in Spirituele oecumene wordt uitgezet de onze niet zijn. Maar hoe moet het dan wel? Nooit is het goed om enkel aan te geven wat het niet is, maar ook wat dan wel de weg is. In de jaren zestig ontstond het contactorgaan gereformeerde gezindte (COGG). Heel indrukwekkend is de rede die ds. G. Boer op de eerste conferentie van dit orgaan hield. Evenals zijn briefwisseling met dr. H. Berkhof is ook deze opgenomen in Tijdbetrokken vreemdelingschap.

Bij de oprichting traden ook de Gereformeerde Kerken toe. Die werden toen nog bij de gereformeerde gezindte gerekend. Zij haakten op een gegeven moment af. De band aan de belijdenis werd in de Gereformeerde Kerken steeds losser. In de praktijk heeft het COGG niet kunnen bijdragen aan het komen tot meer eenheid. Een belangrijke reden was, dunkt mij, dat het ver afstond van de plaatselijke gemeenten. Dat is nog altijd het geval.

Ook theologisch is men heel breed geworden. Wie kijkt naar de huidige deelnemers moet zeggen dat de meesten ervan afgezien van de vrijzinnigheid even breed zijn als de Hervormde Kerk vóór 2004. De meeste deelnemers aanvaarden of tolereren de vrouw in het ambt en homoseksuele relaties. De boodschap van de twee wegen heeft in tal van de gemeenten van de deelnemende kerken en groepe-ringen niet of nauwelijks een plaats.

Eigenlijk hanteert men dezelfde dynamische binding aan de belijdenis als vroeger de Hervormde Kerk. Dat betekent dat het meer een contactorgaan is van kerken en groeperingen die vanuit hun geschiedenis een band hebben aan de belijdenis dan dat het gaat om kerken die ook nu hun boodschap daarin vertolkt weten. Op een enkele deelnemer na kan men daarom ook moeiteloos participeren in de raad voor het gereformeerde belijden van de PKN.

Eigenlijk heb ik nooit begrepen wat de Hersteld Hervormde Kerk hier heeft te zoeken. Naar mijn diepe overtuiging kan men beter zijn tijd besteden aan het zoeken van contacten met hen die zonder reserve zo niet de gereformeerde belijdenis als geheel dan toch zeker de kernen ervan bewaren. Bij het laatste denk ik niet in de laatste plaats aan immigrantenkerken in ons eigen land. Meerdere van deze kerken gaan zonder reserve uit van het gezag van de Schrift, betuigen ondubbelzinnig de verzoening door voldoening en preken in niet onduidelijke woorden de twee wegen.

In de wereldkerk kost het niet veel moeite om geestverwante gereformeerden en presbyterianen te vinden die volledig de gereformeerde belijdenis onderschrijven. Voor de kernen van de belijdenis geldt dat ook voor anglicanen, baptisten en lutheranen. Contacten met zulke christenen wereldwijd kunnen voor onszelf verrijkend zijn.

In de bundel Spirituele oecumene heeft dhr. I.A. Kole een bijdrage gewijd aan het COGG. Op duidelijke en heldere wijze zet hij daarin het manco van evangelische groeperingen en de rijkdom van de gere-formeerde belijdenis uiteen. Alleen naar de praktijk is het wat teleurstellend. Zelf heb ik al meer dan eens moeten constateren dat ik niet alleen buiten Nederland, maar ook daarbinnen met behoudende evangelische christenen meer geestelijke herkenning heb dan met christenen niet alleen uit de Gereformeerde Bond en de Christelijke Gereformeerde Kerken, maar ook als het gaat om oudgerefor-meerden of leden van de Hersteld Hervormde Kerk waartoe ikzelf behoor. En dat niet omdat ik de gereformeerde belijdenis relativeer, maar die juist ten volle beaam. Dat laatste komt in de bijdrage van Kole niet uit de verf.

In het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk besprak ik het boekje van ds. G. Hoogerland Om vriend en broed’ren spreek ik nu. Daarin vinden we een appel tot meer eenheid vanuit de religie van de belijdenis. In aansluiting bij wat ds. J.H. Velema al eens noemde, bepleitte prof. dr. H. Selderhuis onlangs een kerkelijke herverkaveling waarbij een hartelijke binding aan de gereformeerde belijdenis de norm is. Dat is een Bijbelse weg die aansluit bij het verlangen naar meer eenheid. Zeker onder de jongeren. Er zijn jongeren die niet alleen de kerkverbanden maar ook de belijdenis relativeren. Echter, er zijn ook jongeren die verlangen naar een Bijbelse en heldere boodschap waarin de dingen bij de naam worden genoemd.

De bijdrage die ten aanzien van de geestelijke herkenning en kerkelijke eenheid in Spirituele oecu-mene het meest concreet was en richtinggevend in de goede zin van het woord, is mijn inziens die van Kevin VanHoozer. Rome mag dan uiterlijk een eenheid zijn. Onder die uiterlijke eenheid zit een geweldige veelvormigheid. Het gaat van uiterst conservatief tot radicaal vrijzinnig. Binnen Rome is ook de kloof tussen de praktijk en de officiële kerkleer groot. Wanneer de huidige paus ruimte ziet voor homoseksuele relaties, al mogen die dan niet de gestalte van het huwelijk hebben, relativeert zelfs de paus de officiële leer van de rooms-katholieke kerk.

Kevin VanHoozer brengt naar voren dat hervormde/gereformeerde, presbyteriaanse en lutherse chri-stenen die echt hartelijk vasthouden aan hun historische confessies heel veel gemeenschappelijk hebben: het gezag van de Schrift, de betekenis van de persoon en het werk van Christus, de noodzaak van een levend geloof. Zelf kan ik dat heel concreet beamen. Ik heb dat in Leicester ervaren. Niet alleen met presbyterianen (die feitelijk even goed gereformeerd kunnen worden genoemd), maar ook met anglicanen en baptisten. De verschillen in visie op de kerkregering en de sacramenten staan de geestelijk eenheid niet in de weg. Dat geldt ook voor confessionele lutheranen.

Al vele jaren correspondeer ik inmiddels met de redacteur van de Concordia Commentary. Hij behoort tot de Lutheran Church Missouri Synod. Aan de ene kant merk je in deze contacten dat er een aantal verschillen blijven, waardoor volkomen, uiterlijke eenheid niet realiseerbaar is. Dat neemt diepe verbondenheid niet weg, omdat je samen de kern van de Reformatie deelt: het Woord alleen, Christus alleen en genade alleen.

De enige kanttekening die ik bij de bijdragen van VanHoozer plaats, is dat ik in de lijn van Archibald Alexander, Charles Hodge en Benjamin B. Warfield er ten volle van overtuigd ben dat de gerefor-meerde belijdenis de diepste expressie is van de Bijbelse boodschap. Daar wordt het rijkst en het diepst vertolkt dat de drie-enige God de God is van volkomen zaligheid.

Laten wij zo katholieke christenen zijn die het christelijke en katholieke geloof in haar gereformeerde gestalte belijden. Laten we die belijdenis met een godzalige levenswandel versieren en anderen aan-sporen: kom ga met ons en doe als wij. Ons voortdurend gebed moet ook zijn of Christus wereldwijd en ook in Nederland doorgaat Zijn kerk te bewaren, te beschermen en voort te zetten in eenheid van het ware geloof.

N.a.v. H.A. Speelman en K. van der Zwaag (red.), Spirituele oecumene. Over de vele vormen van gezamenlijke en persoonlijke omgang met God (Kampen: Summum, 2019), paperback 794 pp., €39,99 (ISBN 9789492701084).

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s