
Deze vraag stelde Pilatus aan de Heere Jezus Christus. Pilatus ging ervan uit dat de waarheid uit-eindelijk voor een sterfelijk mens onkenbaar is. Als we afzien van Gods openbaring is dat nog waar ook. Het grote wonder is dat God aan verloren mensenkinderen Zichzelf heeft geopenbaard. Dat begon al direct na de zondeval met de moederbelofte. De komst van Jezus Christus naar deze wereld is de kroon van Gods openbaring. Pilatus stelde de vraag: ‘Wat is waarheid?’, terwijl Hij Die kon en mocht zeggen: ‘Ik ben De Waarheid’ voor hem stond. Gods openbaring waarvan de verzoening met God door het bloed van Christus en de vernieuwing door Diens Geest de kern is, is schriftelijk vast-gelegd in de Bijbel. De Bijbel is als het door Gods Geest geïnspireerde verslag van de openbaring, ook zelf openbaring.
De Bijbel is het levende en eeuwig blijvende Woord van God waardoor God niet alleen gesproken heeft, maar nog altijd spreekt. Kenmerkend voor onze postmoderne tijd is dat wordt ontkend dat er een universele waarheid is. Waarheid is waarheid voor mij. Iedereen heeft zijn eigen waarheid. De gedachte dat wij de Bijbel moeten zien als bron van Godskennis wordt al helemaal van de hand gewe-zen. Met Immanuel Kant is men van mening dat wij alleen van datgene wat wij empirisch ervaren, kennis kunnen hebben.
Voor de theologie betekent dit dat niet God haar voorwerp is zoals Hij Zich in de Schrift heeft geopen-baard, maar het geloof in God. De Schrift is een getuigenis dat ons laat zien hoe mensen over God hebben gesproken. De een zal daar meer richtinggevende betekenis aan toekennen dan de ander. Echter, de vele menselijke auteurs worden niet meer gezien als secretarissen van de Heilige Geest. Dit is een geliefd beeld van de kerkvaders en werd van hen overgenomen door de reformatoren. Daarmee wordt niet bedoeld dat de Bijbelschrijvers puur passief waren. Het beeld wordt niet gebruikt om de manier waarop de inspiratie tot stand komt duidelijk te maken, maar het resultaat ervan. De woorden van de Bijbel zijn de woorden van de Heilige Geest. De Heilige Geest heeft ze als het ware uitgeademd.
Wanneer de Bijbel postmodern gelezen wordt, is wat de Bijbel ons zegt over de positie van man en vrouw, over huwelijk en seksualiteit en over de oorsprong van de mens en de zonde, niet meer norma-tief. Meerderen noemen expliciet deze terreinen. Eigenlijk is dat willekeurig en heeft het te maken met de eigen kerkelijke context dat juist deze zaken worden genoemd. Echter, met evenveel recht kunnen de realiteit van de eeuwige straf, de noodzaak van persoonlijk geloof en de betekenis van het kruis worden genoemd. Als de Bijbel geen vaste inhoud heeft, maar alleen existentieel bedoelt te raken, is er geen reden, welk deel van de Bijbelse boodschap ook, haar objectieve inhoud te ontzeggen of die boodschap te relativeren.
Dan geldt het verwijt dat men de Bijbel op deze wijze rationalistisch leest, de betekenis van het kruis niet minder dan de visie op huwelijk en seksualiteit. Overigens zijn dit beide zaken die volgens het klassieke christelijk geloof, samengevat zijn in de Apostolische Geloofsbelijdenis, de Tien Geboden en het Onze Vader. Zij die de Bijbel postmodern lezen en tot de gereformeerde gezindte behoren, zullen hun wijze van Bijbellezen vaak als bevindelijk tegenover rationalistisch typeren. Wie de visie op (homo)seksualiteit als een open kwestie typeert, neemt zowel afstand van het gezag van de Schrift, maar eveneens als het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof zoals beleden is door de kerk der eeuwen. Een geloof dat onlosmakelijk met een wandel naar Gods geboden is verbonden.
Van belang is te beseffen dat hier het woord bevindelijk een heel andere inhoud krijgt, dan in de gereformeerde gezindte werd bedoeld. Daar ging – en gaat het als het goed is – om het bevindelijk ervaren van de vaste waarheid van het Woord van God. De waarheid van schuld en vrijspraak en van vergeving van zonden en vernieuwing van het leven. Ik denk in dit verband aan de indrukwekkende wijze waarop ds. G. Boer in het blad Woord en Dienst in 1956 in gesprek ging met dr. H. Berkhof.
De vraag of men binnen of buiten staat, hoeft, als de Bijbel postmodern wordt gelezen, per definitie niet te worden gesteld. Dan is er geen reden om aan te nemen dat men buiten zou moeten blijven omdat men het Bijbelse getuigenis over het kruis verwerpt, maar men mag binnen komen, ook al rela-tiveert men het Bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit. Geloven betekent namelijk beseffen dat God je/ons heeft aanvaard, dat God met jou/ons op weg is. Is men vrijzinnig dan zal men het hierbij laten. Wil men in brede zin van het woord rechtzinnig zijn, dan zal worden gezegd dat wij allen mogen weten dat God ons om Christus’ wil aanvaard en vrijgesproken heeft. In beide gevallen is het niet meer nodig te leren beseffen dat wij van nature kinderen des toorns zijn en heel persoonlijk uit deze staat tot de staat van genade moeten overgaan.
Om door het gezag van de Bijbel overwonnen te worden en erbij bewaard te worden moeten we elke dag de Bijbel, biddend om de verlichting door de Heilige Geest, lezen. Wij moeten vragen of de Heere door Zijn Woord en Geest al onze gedachten gevangen wil nemen tot gehoorzaamheid aan Christus. We slaan een foute weg in als wij het gezag van de Bijbel gaan beperken. Het betekent dat naast de stem van God ook andere stemmen voor ons gezaghebbend zijn. Dat mensen menen dat in het licht van de Schrift de verhouding man en vrouw en seksualiteit open kwesties zijn en men moeite krijgt met bijvoorbeeld de boodschap van voldoening door het bloed van Christus, heeft alles te maken met het feit dat de eigen culturele context gaat heersen over de concrete inhoud van de Schrift.
Wie het gezag van de Schrift beperkt, raakt de inhoud van de Schrift kwijt. De heilsboodschap van de Schrift is onlosmakelijk verbonden met de feiten die in de Bijbel worden vermeld. Het is niet zo dat de Bijbel niet meer is dan een getuigenis van mensen die geloofden dat God in de geschiedenis heeft gehandeld en nog handelt. Als dat waar zou zijn, is het een zaak die dan misschien wel niet geheel maar toch wel voor een groot deel tussen de oren van mensen zit. Echter, God heeft werkelijk in de geschiedenis gehandeld en handelt er nog. Die zaak is onafhankelijk van het geloof van mensen.
Omdat Adam als eerste mens zondigde, kwam de dood van de mens in de wereld. Evenmin als dat geldt van de opstanding kunnen wij in een wetenschappelijk kader plaatsen dat voor de mens de dood niet bij het leven behoort. We geloven het op gezag van de Schrift en belijden dat de natuurweten-schap aan bepaalde unieke feiten geen plaats kan geven. Door de zonde is de dood in de wereld gekomen. De Heere Jezus Christus heeft de zonde verzoend en de dood overwonnen. Straks komt Hij echt terug. Bij Zijn wederkomst wordt niet alleen heel de werkelijkheid vernieuwd maar voltrekt zich ook een scheiding in de mensheid. Alleen wie Hem beleed voor de mensen, zal Hij belijden voor de Vader. Alleen gereinigd door Zijn bloed en wedergeboren door Zijn Geest kunnen wij het koninkrijk van God binnengaan.
Niet wij moeten heersen over de Schrift, maar de Schrift over ons. Dat staat nooit los van de erkenning dat wij tegen God hebben gezondigd en van huis uit onder Zijn toorn liggen. In de Bijbel wordt ons de weg van verzoening met God en het leven tot eer van God geopenbaard. Die weg is Jezus Christus in Wie alle schatten van wijsheid en kennis zijn verborgen. Gehoorzaamheid aan het Woord van God betekent allereerst leunen op Christus als volkomen Zaligmaker, leven uit Hem en voor Hem en zo de wederkomst verwachten.
Wie zich verder in de in deze bijdrage behandelde problematiek wil verdiepen kan ik het boekje aan-bevelen waarin de lezingen zijn gebundeld die in 2004 op de jaarlijkse conferentie van de Evangelical Theological Society zijn gehouden. Ik zou wensen dat alom in de gereformeerde gezindte in Nederland een even helder geluid klonk als daar werd gegeven. De eerste bijdrage is van de hand van Andreas Köstenberger, een voorstaande nieuwtestamenticus, en belicht de vraag van Pilatus ‘Wat is waarheid?’ zowel in de context van het evangelie naar Johannes als in het licht van de gehele Schrift.
‘Waarheid’ betekent in het Grieks een accuraat perspectief op de werkelijkheid en in het Hebreeuws betrouwbaarheid. Centraal staat in het evangelie naar Johannes de vraag of Jezus de Christus is, de Zoon van God. Deze vraag wordt met zeer veel nadruk positief beantwoord. Johannes maakt in zijn evangelie duidelijk dat het niet mogelijk is een compromis te bereiken met betrekking tot de waarheid aangaande Jezus Christus. De poging van Pilatus in die richting faalt volledig.
Volgens het postmodernisme is de waarheidsclaim altijd een machtsclaim. Jezus, Die staat voor Pilatus, is een machtige ontkenning van deze visie. De waarheid in Christus bezit in zichzelf een macht die alle andere machten zal overwinnen. R. Albert Mohler en J.P. Moreland gaan in hun bijdragen in op de postmoderne visie op waarheid. Waarheid zou op afspraak gerelateerd aan macht berusten en niet op overeenstemming met de werkelijkheid. Terwijl het modernisme de openbaring als bron van waarheid verwierp, verwerpt het postmodernisme elke claim dat er een absolute waarheid is. Hier botst het postmodernisme op het christelijke geloof.
Mohler bestrijdt dat de overtuiging dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God is waarin God zowel Zichzelf bekendmaakt als waarheden over Zichzelf bekendmaakt, van een door de Verlichting gestem-peld rationalisme zou getuigen. Het orthodoxe protestantisme van de negentiende en twintigste eeuw heeft met deze overtuiging alleen maar vastgehouden aan wat de kerk de eeuwen door heeft beleden. Het christelijke geloof gaat uit van het ‘metanarrative’ of grote verhaal van schepping, zondeval, verlossing en voleinding.
Dat is niet slechts de visie van een gelovige gemeenschap op de werkelijkheid en de inhoud van de openbaring, maar is echt werkelijkheid ook los van het feit of zij wordt geloofd of niet. Moreland maakt duidelijk dat objectiviteit en neutraliteit niet hetzelfde zijn. De waarheid is objectief, ook al staan we er niet neutraal tegenover. Een ware christen is een pelgrim die met het boek in zijn hand op reis is gegaan naar de stad die fundamenten heeft. De Bijbel is de absoluut betrouwbare reisgids in het bewandelen van de weg naar de stad van God waarin God alles in allen is. Het geluid dat de Evangelical Theological Society op haar 56e jaarvergadering liet horen, is de moeite van het beluisteren waard.
N.a.v. Andreas Köstenberger (red.), Whatever happened to Truth? (Wheaton: Crossway Books, 2005), paperback 173 pp., $15,99 (ISBN 978 1581347723).
Opmerking: Ik verwees naar de briefwisseling tussen ds. G. Boer en dr. H. Berkhof. Die is in dit verband van groot belang. Ze is opgenomen in Tijdbetrokken vreemdelingschap. Verzameld werk van ds. G. Boer (Apeldoorn: De Banier, 2016), hardcover 829 pp., €59,95 (ISBN 9789462786431). Naar mijn overtuiging behoort elke predikant en theologiestudent deze briefwisseling te hebben gelezen. Zelf ontving ik deze briefwisseling in boekvorm aan het begin van mijn studie theologie van een goede vriend van mijn vader. Ik ben hem er nog altijd dankbaar voor. Ze heeft mij geholpen de geesten te beproeven en zelf naar anderen toe te verwoorden wat in leer en geestelijk leven behoort bij de constanten en dat de eeuwen door.