
Voor de stichting godsvrucht en wetenschap hoop ik op een aantal zaterdagmorgens vanaf eind november 2021 tot en met begin februari 2022 een cursus te geven onder de titel ‘Verantwoording van het geloof in het voetspoor van Augustinus’ (zie de website: www.godsvruchtenwetenschap.nl.
Naast de kerkvader wordt ook aan de middeleeuwer Anselmus, de zeventiende-eeuwse Fransman Blaise Pascal en aan twee Amerikanen die óf helemaal bij onze tijd behoren óf bijna geheel en wel Cornelius van Til en Alvin Plantinga. Ik geef in deze bijdrage een korte beschrijving van de inhoud van deze cursus. Wie na deze beschrijving interesse heeft hem te volgen kan mailen naar dspdevries@solcon.nl.
*
Augustinus (354-430)
Augustinus is terecht de kerkvader van het Westen genoemd. Augustinus heeft de theologie en het geestelijke leven van de kerk van het Westen gestempeld. Zijn omvangrijkste werk De Stad van God (De Civitate Dei) is richtinggevend geweest in het denken over kerk en staat. Augustinus heeft gewor-steld met de intellectuele houdbaarheid van het christelijk geloof. Omdat hij die houdbaarheid niet kon inzien, heeft hij zich aanvankelijk bij de sekte van de Manicheeën gevoegd.
Na krap tien jaar keert Augustinus als een verloren zoon terug. Eerst wordt hij overtuigd van de waarheid van het christelijk geloof. We kunnen spreken van een intellectuele bekering. Augustinus is echter niet bereid metterdaad Christus na te volgen. Hij wil niet breken met zondige praktijken die hem van Christus vandaan houden. Zo leert hij bidden of God hem wil geven wat Hij van hem vraagt en dan hem wil bevelen wat hij van hem wil.
Nadat hij in boek VII van zijn Confessiones zijn intellectuele bekering vertelt, volgt in boek VIII het aangrijpende getuigenis van zijn morele bekering. Augustinus’ inzichten over de wil behoren tot de belangrijkste uit zijn denken. Wanneer Augustinus schrijft over voluntas komt dat overigens vaak dichter bij wens/begeerte dan hij wil. Iedereen wil gelukkig worden. Het hoogste geluk is echter alleen in God te vinden.
Met betrekking tot het denken benadrukte Augustinus de rol van goddelijke verlichting in ons denken. Voor Augustinus geeft God ons geen bepaalde informatie, maar geeft hij ons inzicht in de waarheid van de informatie die we hebben ontvangen. Zo wordt agnitio tot cognitio in de diepste zin van het woord.
Hier geldt wat staat in Psalm 36:10: ‘In uw licht zien wij het licht.’ Wat Augustinus onder andere zo interessant maakt, is dat hij met intellectuele vragen heeft geworsteld die telkens weer gesteld worden. Vragen van menige catechisant blijken al door Augustinus gesteld te zijn en vervolgens ook beantwoord en vaak op een bevredigende wijze.
*
Anselmus (1033-1109)
Anselmus is een middeleeuws theoloog die heel welbewust in het spoor van Augustinus gaat. Dat geldt wel heel in het bijzonder voor de relatie tussen geloof en rede. Datgene wat wij weten uit de openbaring mag en moet redelijk doordacht worden. In aansluiting bij Augustinus heeft Anselmus gesteld dat alle echte kennis geloofskennis is. De geloofsinhoud is voor Anselmus het onbetwistbare uitgangspunt. Dat maakt zijn denken ook voor onze tijd zo relevant. Niet het ongeloof maar het geloof zoekt begrip.
In zijn Proslogion geeft Anselmus een argument voor het bestaan van God. Dit werkje is ontstaan uit meditatie over Psalm 14:2: ‘De dwaas zegt in zijn hart er is geen God.’ Bij de begrippen in ons verstand behoort ook het begrip ‘God’. Voor Anselmus heeft het feit dat wij dit begrip in ons verstand hebben, alles te maken met het feit dat God ons schiep naar Zijn beeld.
God is de enige boven wie niets hoger is te denken. Dat laat zien dat Hij noodzakerlijke wijze moet bestaan. Wie stelt dat het feit dat wij een eiland indenken waarboven geen volmaakter eiland denk-baar is, niet het bestaan van dit eiland betekent, geeft aan dat hij niet heeft begrepen wie God is. Eilanden kunnen er meer zijn. Er is maar één Wezen van Wie geldt dat boven Hem niets hogers denk-baar is en dat is God.
Het ontstaan van het Waarom God mens werd (Cur Deus homo) kan niet los worden gezien van de Kruistochten. Heel intensief kwam de Europese samenleving via de Kruistochten in aanraking met de islam. In onderscheid met het christelijk geloof is de islam een godsdienst zonder Middelaar. In zijn werk Waarom God mens werd toont Anselmus aan dat wij alleen via de Middelaar en dat is Jezus Christus Die God bleef en mens werd, tot God kunnen naderen. Wie dat ontkent of de noodzaak van de Middelaar relativeert, laat zien dat hij het gewicht van de zonde nog niet kent.
*
Blaise Pascal (1623- 1662)
De zeventiende-eeuwse Fransman Blaise Pascal kunnen we als één van de grootste geestelijke zonen van Augustinus typeren. De familie Pascal werd gewonnen voor het jansenisme, een stroom die in de posttridentijnse rooms-katholieke kerk zich heel nadrukkelijk op de grote kerkvader oriënteerde. In de leer wilde zij vasthouden aan de genadeleer Augustinus en in de levenspraktijk wilde zij terug naar de Vroege Kerk, en dan vooral de Vroege Kerk vóór Constantijn.
Na de dood van haar vader trad de Jacqueline, jongste zus van Pascal, toe tot het jansenistische klooster Port Royal de Paris. Bij Pascal breekt dan wat men noemt de wereldse periode aan. Het defi-nitieve einde daarvan komt in de nacht 23 november 1654. Van half elf ’s avonds tot rond middernacht wordt hij door een soort vuur verblind.
Datgene wat hij in die extase had meegemaakt, schrijft hij op een papier dat hij innaait in zijn jas en pas na zijn dood door zijn huisknecht is ontdekt. Dit document staat bekend als het Memorial. In dit document getuigt Pascal van zijn geloof; een geloof niet in de god van filosofen en geleerden, maar in de God van Abraham, Izak en Jacob; de God en Vader van de Heere Jezus Christus. In de cursus zullen we dit getuigenis samen lezen.
Pascal is als het Franse genie getypeerd. Hij was een zeer groot wiskundige en natuurkundige. Pascal ontwikkelde zich ook als een verdediger van het christelijk geloof en wel in het bijzonder in de boodschap van zonde en genade. Hier voelde pascal zich geen genie maar een zondaar die enkel en alleen was aangewezen op de gekruisigde Christus. Zijn gedachten over de verdediging van het christelijke geloof die vaak een heel fragmentarisch karakter dragen werden door zijn familie na zijn dood gepubliceerd onder de titel Pensées de M. Pascal sur la religion et sur quelques autres sujets.
In een ad hominum argument gebruikt hij de waarschijnlijkheidsberekening, waarvan hij één van de belangrijkste grondleggers is, om de redelijkheid van het zoeken van God te onderstrepen naar hen die het hoogste geluk in dit leven zoeken. Dat zien we in het beroemde fragment van de weddenschap. Een fragment wat in de cursus uitvoerig zal worden besproken en geanalyseerd.
Pascal heeft benadrukt dat de boodschap van de christelijke kerk om twee personen en twee leer-stukken draait. Die personen zijn Adam en ons aller verlorenen en Christus en de zaligheid van allen die Hem toebehoren. De leerstukken zijn de erfzonde en het kruis. Een vanuit de rede bewezen godsgeloof staat voor Pascal even ver van het ware christelijke geloof vandaan als het atheïsme.
Ware godskennis is er alleen vanuit de openbaring van God in Christus. Kennis van God buiten Christus maakt ons óf wanhopig óf hoogmoedig, maar draagt hoe dan ook niet bij tot ons heil. Het ware geloof houdt oog het overtuigd zijn van eigen ellendigheid in. Het is onlosmakelijk verbonden met het zicht op de gekruisigde Christus.
*
Cornelius van Til (1895-1987) Alvin Plantinga (1932-heden)
De Amerikanen Cornelius van Til en Alvin Plantinga, die zoals hun namen laten zien beiden Neder-landse wortels hebben, kunnen beide via Calvijn als erfgenamen van de augustijnse traditie over de verhouding van geloof en kennis worden gezien. Beiden zijn echt systematische denkers. Aan de veelvormigheid van de gereformeerde traditie en aan de context van uitspraken uit het verleden doen zij niet echt recht, omdat uitgebreid historisch onderzoek ontbreekt.
Elk op hun eigen wijze hebben zij inzichten uit de door Calvijn gestempelde erfenis van Augustinus verwerkt. Daarbij sluit Van Til in onderscheid met Plantinga ook zonder reserve aan bij de genadeleer van Calvijn. Plantinga gaat uit van de vrije wil en meent dat wij niet mogen spreken over de eenvoudigheid van God. Hierin ga ik heel nadrukkelijk niet met Plantinga mee.
Dat neemt niet weg dat wij zowel van Van Til als Plantinga het een en ander kunnen leren. Niet alleen Plantinga maar ook Van Til was feitelijk meer een filosoof dan een apologeet. Beiden hebben inzichten ontwikkelt die zeer vruchtbaar zijn voor de verantwoording en verdediging van het christelijk geloof.
*
Cornelius van Til
Voor een eerste kennismaking met de gedachtewereld van Van Til is vooral The Defense of the Faith van belang. In deze publicatie vinden we de hoofdlijnen van Van Tils apologetische benadering terug en zet hij uiteen waarin hij van de zogenaamde traditionele apologetiek verschilt. Met Kuyper en Bavinck was Van Til de overtuiging toegedaan dat er sprake is van tweeërlei wetenschap en dat christenen en niet-christenen op volstrekt verschillende wijze tegen deze werkelijkheid aankijken.
Alleen christenen hebben het juiste zicht op de werkelijkheid, omdat zij het juiste zicht hebben op God als de Drie-enige God. Een centrale gedachte voor Van Til is dat wij alleen in Gods licht het licht zien. Voor Van Til is de leer van de drie-eenheid niet alleen soteriologisch maar ook epistemologisch van fundamenteel belang. Alleen vanuit de Drie-enige God is een juist en allesomvattend verstaan van de werkelijkheid mogelijk.
Van Til heeft beklemtoond dat we steeds moeten teruggaan naar de uitgangspunten of het kader waarbinnen alle feiten worden geïnterpreteerd. Hij spreekt dan over ‘presuppositions’. Een christen moet eerlijk zijn uitgangspunten op tafel leggen. Hij moet doorvragen naar de uitgangspunten van niet-christenen en daarbij de gedachte bestrijden dat deze uitgangspunten door iedereen aanvaard moeten worden.
Vanuit de concrete inhoud van de bijbelse boodschap als enig fundament van de waarheid moeten we de onhoudbaarheid van de niet-christelijke uitgangspunten aantonen. Een grondgedachte van Van Til is dat alleen op basis van het christelijk geloof kennis van de wereld om ons heen en wetenschap mogelijk zijn. Dat niet-christenen kennis kunnen vergaderen, komt omdat zij niet volledig volgens hun eigen uitgangspunten handelen en denken. Voor Van Til is de openbaring van de Drie-enige God de bron en grond van alle kennis en wetenschap.
*
Alvin Plantinga
Plantinga is een filosoof met als specialisme de kennisleer of epistemologie. Hij heeft zich verzet tegen de gedachte dat alleen datgene wat zintuiglijk waarneembaar is de naam kennis verdient. Als dat waar was zouden we van God, van de hemel, van de hel en van de eeuwige bestemming van de mens geen kennis kunnen hebben.
Plantinga laat zien dat deze zienswijze op een onbewezen vooronderstelling berust. Een vooronder-stelling die allesbehalve neutraal is en die zelfs niet wetenschappelijk kan worden verantwoord. Dat maakt het boeiend van zijn denken kennis te nemen. Wat redelijk of onredelijk is, wordt niet in de laatste plaats door onze levensovertuiging bepaald. Dan is de vraag of die levensovertuiging waar is.
De Bijbel is de bron van alle waarheid. Uitgaande van deze bron is het niet dwaas om in God te geloven maar is het uitermate dwaas om dit niet te doen. Daarbij is geloven niet minder maar wel méér dan alleen een zaak van het verstand. Het is een zaak van het hart en onrustig is ons hart totdat het rust vindt in God.
Plantinga heeft fundamentele kritiek geleverd op het klassieke funderingsdenken. Dat stelt dat alle kennis verbonden is met empirische waarneming. Plantinga wijst erop dat deze benadering niet alleen zelf niet empirisch bewijsbaar, maar ook aantoonbaar onjuist is. Overtuigingen worden niet louter door waarneming gevormd. Traditie/getuigenis speelt daarbij een grote rol.
Echte kennis is gewaarborgde kennis. Plantinga laat zien dat dit zondermeer geldt voor de kennis met betrekking tot de inhoud van het christelijk geloof. Het probleem bij niet-christenen is dat zij geen gebruik of in ieder geval geen goed gebruik maken van kennisproducerende vermogens.
Tegenover de bewering dat het geloof in God gebaseerd is op wensdenken stelt Plantinga dat dit met meer recht kan worden gesteld dan de overtuiging dat God niet bestaat. Ten diepste wenst men dat God niet bestaat. Een christen geeft redenen voor het bestaan van God uitgaande van Diens bestaan. Hij interpreteert de gehele werkelijkheid in het licht van het bestaan van God.
Omgekeerd bestrijdt een atheïst het bestaan van God niet omdat het bewijsmateriaal hem tot deze visie dwingt, maar omdat hij al het bewijsmateriaal vanuit deze visie interpreteert. Ieder mens heeft bewust of onbewust een levensbeschouwelijke overtuiging. Ieder mens heeft een bepaalde kijk op de werkelijkheid.
De levensbeschouwelijke gerichtheid van de mens is bijbels gezien te verklaren uit het beeld van God waarnaar de mens is geschapen. Sinds de zondeval is het beeld Gods in de mens zeer ernstig beschadigd. Het kan alleen op de juiste wijze functioneren bij het licht van de Bijbelse openbaring en door de vernieuwende werking van de Heilige Geest.