Gemeenschap tussen de strijdende en de triomferende kerk

Is er gemeenschap tussen de strijdende kerk hier op aarde en de triomferende kerk in de hemel? De Schrift geeft daarop in Hebreeën 12:23 een duidelijk antwoord. We lezen daar dat Gods kerk hier op aarde ook gekomen is tot ‘de geesten der volmaakte rechtvaardigen.’ Dat is een aanduiding voor de in Christus ontslapen heiligen voor Gods troon.

Uitdrukkelijk stelt de grote Engelse theoloog John Owen in zijn boek The Glorious Mystery of the Person of Christ mede met een beroep op Heb. 12:22-24 dat de strijdende en de triomferende kerk in Christus gemeenschap hebben met elkaar. Verwijzend naar Openbaring 6 vers 10 keert hij zich tegen de gedachte dat de triomferende kerk totaal onkundig van de omstandigheden van de strijdende kerk.

Als het gaat om deze dingen denk ik aan mijn goede vriend Leen van der Sluys (1915-1995). Vele jaren heeft hij als hulpprediker de Hervormde evangelisatie van Kollum gediend. In die tijd kwam hij via zijn vriend Arie de Graaf die hij had elkaar leren kennen op de provinciale kies­vereniging van de SGP, in contact met de Gemeente van Gedoopte Christenen in Franeker. Qua ligging was dit een Philpot-achtige ge­meen­te.

Op een gegeven moment had de gemeente geen eigen voorganger meer en er was geen baptisten-predikant van buiten die men durfde uit te nodi­gen. Daarvoor was de geestelijke afstand te groot. Men werd gesticht door voorgelezen preken van Hollandse en Engelse oudvaders en vooral ook van Philpot.

Toen de schoonmoeder van Arie de Graaf, die bij haar leven bij  de Gemeente van Gedoopte Christe-nen had behoord, was overleden, belde hij Van der Sluys op of hij haar wilde begraven. Van der Sluys: ‘Joh, ik heb ’t mensje nooit gekend.’ ‘Maar zij heeft u wel ge­­kend,’ zei Arie, ‘en ’t was haar wens dat u haar begroef.’ In een dorpje achter Leeuwarden werd ze be­graven. Zonder zich te hebben voorbereid ging Van der Sluys naar haar begrafenis. Zijn bede was of de Heere zijn mond wilde openen.

Voordat de begrafenis begon, zou de familie afscheid nemen van de overleden en zou de kist worden gesloten Meer dan eens heeft Van der Sluys verteld dat toen hij deze vrouw in de kist zag liggen, zij als het ware tegen hem ging spreken dat zij de goede strijd had gestreden.

Aan het begin van zijn toespraak zei Van der Sluys: ‘Mensen, ik heb deze vrouw niet gekend, maar op de kaart staat: “Bezwijkt mijn vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, en mijn Deel in eeuwigheid.” Gold dat voor die vrouw?’ Toen ging er een vrouw staan en die zei: ‘Ja hoor, ’t was m’n boezem­vrien­din. Die tekst tekent haar leven en haar sterven.’

Met veel vrijmoedigheid leidde Van der Sluys haar begrafenis met de woorden uit 2 Tim. 4:7-8: ‘Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden; Voorts is mij wegge­legd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.’

Haar kinderen getuigden na afloop: ‘U hebt onze moeder getekend zoals zij was.’ Zij konden nauwelijks geloven dat Van der Sluys nooit persoonlijk met haar had gesproken. Vanuit de gemeenschap met Christus en met de triomferende kerk had hij haar geestelijke leven kunnen en mogen tekenen om zo haar kinderen en kleinkinderen tot het geloof te bewegen.

Ik denk opnieuw aan John Owen. Hij brengt in zijn werk over de heerlijkheid van de persoon van Christus naar voren dat het belangrijkste is dat de strijdende en de triomferende kerk tezamen Christus aanbidden. En eenmaal blijft alleen de triomferende kerk over. Wat een blij vooruitzicht voor elke christen in het strijdperk van dit leven

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s