Geerit (Gerard) van Dam (1940-2021). Een christen die zich geroepen wist niet zijn bekering maar Christus uit te stallen (2)

Een getuige van Gods lof

Net als elke christen had Gerard had zijn fouten, gebreken en eigenaardigheden. Hij was ongeremd. Dat zat in zijn karakter. Hij was zijn zwakte. In gezelschap moest je hem meer dan eens afremmen. Had Gerard eenmaal het woord genomen, dan kon hij niet meer stoppen. Dat wist hij overigens ook zelf. Vroeg je hem nu anderen de gelegenheid te geven wat te zeggen, dan stopte hij direct. Wat zijn zwakte was, was ook zijn kracht. Gerard was een getuige van Gods lof. Hij kon niet zwijgen van de hoop die in hem was. Meer dan eens heb ik Gerard ook horen zeggen dat het niet de opdracht van een christen is om zijn bekering uit te stallen maar om Christus uit te stallen. Door genade heeft Gerard dat laatste in ruime mate mogen doen.

Gerard was heel doof en de laatste jaren van zijn leven nam zijn doofheid alleen maar toe. Mede om die reden zei ik weinig als ik hem bezocht. Je moest heel hard praten en dan nog hoorde hij het vaak niet goed. Ik liet daarom Gerard maar praten. Zijn eigen zwakheid kennend vroeg hij dan als ik weg-ging: ‘Ik heb toch niet teveel gezegd dominee De Vries.’ Nu in een gesprek van een op een had ik niet de minste moeite met het feit dat hij vrijwel alleen aan het woord was – temeer omdat het heel ver-moeiend voor hem was gezien zijn doofheid om terug te praten. Naar eer en geweten kon ik telkens weer antwoorden: ‘Nee Gerard, je hebt niets teveel gezegd over Gods genade in Christus.’

Gerard leerde van anderen. Niet alleen van de predikanten die hij beluisterde en de kinderen van God die hij had mogen ontmoeten, maar ook van de preken die hij las. Eenkennig was hij niet. In zijn kamer lagen overal geopende boeken en kerkbladen. Bij de boeken ging het van Luther tot Rustige, van Lamain tot Boston en van Doornenbal tot Kohlbrugge. Van Rustige sprak hem aan dat deze kon zeg-gen: ‘Wees in geen bezorgd. Ook niet over de manier waarop God u bekeert. Maak het uzelf niet moeilijk door aan God te vertellen hoe Hij dat moet doen.’

Als ik hem bezocht kon hij zeggen: ‘Ik heb net weer kerk gehad. Er is alles gedaan behalve gecollec-teerd.’ Dan bedoelde hij dat hij hardop een preek had gelezen gebeden en gezongen. Zowel thuis als in de kerk deed hij dat op zijn eigen melodieën. Dat kwam ook, omdat hij zichzelf nauwelijks hoorde zingen. Daarom had hij in de kerk ook niet in de gaten als hij sneller of langzamer (dat kwam meer voor) dan de anderen zong.

Het kon niet alleen gebeuren dat Gerard nog zong terwijl de gemeente al uitgezongen was, maar ook dat als een predikant in een preek retorisch beeldend een vraag stelde, Gerard hardop antwoord gaf. Bij een avondmaalsviering kon Gerard zich nooit bedwingen. Altijd wel vroeg hij of er een psalm kon worden gezongen. Dat Gerard dan zo overweldigd was door Gods liefde dat hij zich gezien zijn karak-ter niet kon bedwingen. Een gemeentelid uit Boven-Hardinxveld, dat tot aan haar huwelijk oudgere-formeerd was, heeft mij verteld dat het haar als meisje heel diep raakte dat iemand zo vol kon zijn van God.

In dezelfde tijd dat zijn vrouw overleed is Gerard van de Oud Gereformeerde Gemeente naar de Gereformeerde Gemeente gegaan. Na het wegvallen van Smits veranderde er namelijk ook in de pre-diking in de Oud Gereformeerde Gemeente het een en ander. Er kwam een wettische geest die Gerard benauwde. Wel hield hij zeer goede contacten met ouderling Arie de Graaf. Tot diens dood bezocht hij hem ook na zijn overgang naar de Gereformeerde Gemeente elke week en samen spraken zij dan over Gods genade in Christus voor de grootste van de zondaren.

Ook als lid van de Gereformeerde Gemeente kon Gerard zich bij avondmaalsdiensten niet bedwingen. Ds. Karels, die zoals hij mijzelf zei erg voor orde en regel is, gaf Gerard zonder zich bczwaard te voelen die vrijheid. Iedereen begreep dat het mede met Gerards karakter had te maken. Collega Karels zei: ‘Als iedereen dat deed had je een probleem, maar voor uitzonderingen moet ruimte blijven.’ Dat vond en vind ik een gezond standpunt.

*

Verlost van zichzelf

De laatste jaren werd het lichaam van Gerard steeds meer afgebroken. Heel moeilijk vond hij het toen hij zijn rijbewijs kwijtraakte. Wilde hij doordeweeks naar de kerk, dan was hij aangewezen op anderen. In de tijd dat hij zijn rijbewijs kwijtraakte klaagde hij zijn nood daarover aan Arie de Graaf. Die ant-woordde hem dat God Zelf de dag had bepaald waarop dit zou gebeuren en dat ook hiervan gold dat alle dingen moeten meewerken ten goede degenen die naar Zijn voornemen zijn geroepen. Van nu af was Gerard niet alleen aangewezen op anderen maar gebruikte hij voor korte afstanden een scoot-mobiel totdat ook dit niet meer ging.

Op zaterdag 15 mei dit jaar is Gerard ter aarde besteld. Ds. Karels leidde de rouwdienst. Indringend en hartelijk heeft hij de aanwezigen aangesproken.  Niet in de laatste plaats heeft hij de kleinkinderen aangespoord hun opa in het geloof na te volgen. De uitkomst van zijn wandel was voor iedereen duidelijk. Op de rouwkaart stond ook Psalm 118:10 (berijmd). Samen met Psalm 118:12 is dit couplet ook in de rouwdienst gezonden. Dit couplet getuigt wie God is voor de Zijnen. In dit leven en als zij na dit leven het hemelse en eenmaal het nieuwe Jeruzalem binnengaan.

Dit is, dit is de poort des Heeren:
Daar zal ’t rechtvaardig volk door treen,
Om hunnen God ootmoedig t’ eren,
Voor ’t smaken Zijner zaligheen.
Ik zal Uw Naam en goedheid prijzen:
Gij hebt gehoord ; Gij zijt mijn geest,
Door Uw ontelbre gunstbewijzen,
Tot hulp en heil en vreugd geweest.

In verband met de coronamaatregelen was er maar een beperkt aantal kerkgangers, maar degenen die er waren weerspiegelden de breedte van de vriendenkring van Gerard. Van PKN tot oudgereformeerd en van Gereformeerde Gemeente tot hersteld hervormd. Wat zal het zijn als de kerk van Christus van al haar onvolkomenheden is verlost en volkomen in haar Zaligmaker met allen die bij haar behoren Gods lof bezingen.

Op de begraafplaats heb ik naar aanleiding van Psalm 116:6 de aanwezigen aangespoord God te zoeken en erop gewezen dat Hij Zijn Woord laat uitgaan om verloren mensen te zoeken. Wie Gerard van Dam ontmoette, kon niet ontkennen dat de Heere nog werkt. Het levende bewijs stond voor hem en dat was een man die anderen de weg wees en het iedereen Christus aanprees. Gerard van Dam, zo mogen we weten, is nu verlost van alle gebreken die hem in dit leven aankleefden. In het eeuwige leven verwacht zijn ziel de jongste dag.

Waar gaat het voor ons allemaal om? We zijn op reis naar de rechterstoel van Christus. We staan bij onze Schepper en Maker in de schuld. Dat geldt ons allemaal. Zaak is dat wij het erkennen en God gaan belijden.. Er is toegang tot God door Jezus Christus. Tegen niemand wordt gezegd: Jij mag van deze Middelaar geen gebruik van maken. Integendeel. Iedereen mag en moet ertoe worden opgeroepen. Christus vraagt ons hart. Hij doet als het ware ons een huwelijksaanzoek.

Wat is wedergeboorte? Wel, dan worden je ogen geopend voor de onnaspeurlijke rijkdom van Christus als de volkomen Zaligmaker van zondaren. Op de vraag: ‘Zult gij met deze Man trekken?’ geven van ganser harte het antwoord: ‘Ik zal trekken.” (Vgl. Gen. 24:58). Hij wordt ons alles. Immers: ‘Ik was uitgeteerd maar Hij zag op mij neder.’ (Psalm 116:4 berijmd). Samen met Psalm 116:11 berijmd is dit couplet op de begraafplaats gezongen:

D’ eenvoudigen wil God steeds gadeslaan.
‘k Was uitgeteerd maar Hij zag op mij neder.
Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder:
Gij zijt verlost; God heeft u welgedaan!

*

Ik zal met vreugd in ’t huis des Heeren gaan,
Om daar met lof Uw groten Naam te danken.
Jeruzalem, gij hoort die blijde klanken.
Elk heff’ met mij den lof des Heeren aan!

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s