Boeken en brochures over de genderideologie en genderdysforie

Sharon James, Gender Ideology: What Do Christians Need to Know? (Fearn: Christian Focus Publi-cations, 2018), paperback 132 pp., £7,99 (ISBN 9781527104815)

Sharon James is de vrouw van Bill James, de principal (rector) van London Seminary. Zij heeft dit boek geschreven om christenen te wapenen tegen de gedachte dat het verschil tussen man en vrouw vloeiend zou zijn. Dat is een gedachte die haaks staat op wat de Bijbel ons over God als Schepper openbaart. Zij staat ook haaks op de biologische realiteit van het onderscheid tussen man en vrouw.

Als iemand zich qua geslacht niet thuis voelt in zijn lichaam, is niet de oplossing dat er aan het lichaam wordt gesleuteld. Geneeskunde behoort niet in dienst te staan van de subjectieve gevoelens van de patiënt, maar moet gericht zijn op genezing. Bij transgendergevoelens moet het uitgangs­punt zijn dat iemand zijn of haar biologisch geslacht leert accepteren. Als christen mogen we dan wijzen op de kracht van Gods genade.

*

David Martin, Rewriting Gender? You, Your Family, Transgenderism and the Gospel (Fearn: Christian Fo­cus Publications, 2018), paperback 80 pp., £6,99 (ISBN 9781527101609)

In de vorm van brieven geschreven aan zijn toen negenjarige zoon Caleb, zevenjarige dochter Abigail, vijfjarige dochter Clara en driejarige zoontje waarschuwt David Martin, directeur van de Anglicaanse organisatie Irish Church Missions, tegen de genderideologie.

Op een voor kinderen bevattelijke wijze brengt hij naar voren dat God de mens als man en vrouw schiep. Hij stelt dit gegeven onder de koepel van de centrale Bijbelse boodschap van zonde en genade. Zijn diepste wens is dat de Bijbelse boodschap het leven van zijn kinderen zal stempelen en zij in overstemming daarmee bijbels leren denken over het zo fundamentele onderscheid tussen man en vrouw; een onderscheid dat geen sociale constructie, maar een scheppingsgegeven is.

Martin is ervan overtuigd dat transgendergevoelens heel reëel kunnen zijn. Hij wil zijn kinderen bijbrengen dat zij op niemand mogen neerzien, maar ook dat Gods genade in Christus kracht geeft met gevoelens veroorzaakt door de gebrokenheid van de schepping ten gevolge van de zondeval om te gaan.

*

Vaughan Roberts, Transgender, vertaling (Doorn: Het Zoeklicht, 20120), paperback 93 pp., €7,99 (ISBN 978904513176)

In samenwerking met Vernieuwd gaf Het Zoeklicht een Nederlandse vertaling uit van het boekje Transgender van Vaughan Roberts. Robert is rector van de Anglicaanse St. Ebbe’s Church in Oxford. Roberts gaat zowel in op de ideologie die het huwelijk tussen één man en één vrouw als plaats voor de seksualiteit normatief stelt, als ook op de nood van personen die transgendergevoelens bij zichzelf waarnemen en helemaal geen behoefte hebben om zich met de LHBT-beweging te identi­ficeren. Terecht stelt hij dat het denken over transgender moet beginnen met het ter harte nemen van de boodschap van de openingshoofdstukken van de Bijbel.

Onze identiteit is gegeven met het feit dat wij naar het beeld van God zijn geschapen. Daartoe behoort ook ons lichaam, inclusief ons geslacht. Sinds de zondeval vertonen lichamen gebreken of gaan zij die vertonen. Verhelderend en zeer juist is de stelling van Roberts dat operaties geoorloofd zijn die de bedoeling van de Schepper met ons lichaam willen herstellen. Daarom ziet hij geen ruimte voor geslachtaanpassende operaties. Tegelijkertijd roept Roberts ertoe op met mededogen om te gaan met hen die te maken hebben met transgendergevoelens. Een geschondenheid veroorzaakt door de zondeval, maar door de zondeval zijn wij allemaal geschonden.

De weg die Roberts wijst is de weg in gehoorzaamheid aan Gods bedoeling vanuit de schepping, maar dan wel in geloofsverbondenheid met Jezus Christus. Zij die genderdysforie bij zichzelf erva­ren, moeten in Gods kracht de gevoelens weerstaan die hun vertellen dat zij zichzelf anders moeten zien dan hun biologische geslacht hen vertelt. Dat kost een prijs. Maar het is eigen aan christen-zijn dat er een prijs aan het volgen van Christus is verbonden.

Als een transgender die niet van het Evangelie wist, de kerkdiensten gaat bezoeken, dan moet hem of haar de tijd worden gegeven de boodschap van het Evangelie ter harte te nemen. Roberts pleit in dit verband ervoor om transgenders bij de naam die zij gekozen hebben aan te spreken. Ik kan dat begrij­pen, maar geloof niet dat ik dit zelf zou kunnen als het gaat om mensen uit eigen familiekring of gemeente die, wetend dat zij tegen het getuigenis van de Schrift ingaan, deze keuze gemaakt hebben. Ik zou dan zoveel mogelijk het gebruik van de voornaam vermijden.

Roberts stelt aan de orde dat de transgenderagenda gekoppeld wordt aan de antidiscriminatiewetge­ving. Dat betekent dat aanvaarding van transitie en de gedachte dat gender losgekoppeld kan wor­den van biologische sekse niet alleen als antwoord wordt gezien op de problematiek van bepaalde personen, maar een zienswijze is die de gehele samenleving wordt opgedrongen.

Roberts eindigt ermee dat het belangrijkste is dat onze cultuur hoort dat wij de goedheid van Gods schepping van de mens als man en vrouw bevestigen en ervan getuigen dat de ware vrijheid alleen in Christus te vinden is. Wie Hem toebehoort, vindt in Hem zijn of haar diepste identiteit en mag weten dat de gebrokenheid van lichaam, ziel en geest die in beginsel al geheeld wordt, volkomen ten einde komt in Gods heerlijkheid.

*

Ryan T. Anderson, When Harry Became Sally: Responding to the Transgender Movement (New York/ Londen Encounter Books, 2018), hardcover 251 pp., $16,99 (ISBN 9781594039614)

When Harry Became Sally geeft doordachte antwoorden op vragen die op ons afkomen vanuit de transgenderbeweging. Het is geschreven door Ryan Anderson een rooms-katholieke intellectueel die als senior fellow is verbonden aan de Heritage Foundation. Hij begon zijn carrière als jurist. Sommige van zijn vorige werken hebben met grondige en toegankelijke argumenten uitgelegd waarom het huwelijk van nature een heteroseksuele instelling is. Diezelfde helderheid markeert deze behandeling van transgenderisme.

Het boek van Anderson is niet uitdrukkelijk christelijk van toonzetting. Hij doet geen beroep op de Schrift of de christelijke leer. Gebruikmakend van de beste inzichten uit biologie, psychologie en filo-sofie, biedt Ryan Anderson een gefundeerde kijk op het menselijke lichaam, een indringende benade-ring van het overheidsbeleid inzake genderidentiteit en de grote gevolgen ervan voor de samenleving en grondige argumentatie waarom aanpassen van het geslacht onwenselijk is.

Dit boek legt het contrast bloot tussen de zonnige weergave van genderfluïditeit in de media en de vaak trieste realiteit van het leven met genderdysforie. Hij brengt ook naar voren dat artsen die grote vragen hebben bij geslachtsaanpassing en de schadelijke kanten meer benoemd willen zien, meer dan eens het zwijgen wordt opgelegd. Opvallend is dat het boek zelf niet meer via amazon te koop is, omdat het niet spoort met de genderideologie.

Anderson geeft vooral een stem aan mensen die probeerden te veranderen door hun lichaam te ver-anderen, en er achter kwamen dat zij niet beter af waren. Vooral verontrustend zijn de verha­len, ver-teld door volwassenen die als kinderen werden aangemoedigd om hun geslacht aan te passen, maar er later achter kwamen dat hun lichaam onherstelbaar was beschadigd.

Anderson laat zien dat de meest heilzame therapieën zich richten op het helpen van mensen zich­zelf te accepteren en in harmonie met hun lichaam te leven. Dit begrip is van vitaal belang voor ouders met kinderen op scholen waar begeleiders een kind achter hun rug om kunnen sturen naar de overgang.

*

P.J. Vergunst (red.). Genderdysforie. Een handreiking met het oog op het pastoraat, brochure uitgegeven door de Geformeerde Bond in de PKN, 2021.

De Gereformeerde Bond in de PKN gaf een brochure uit met de titel Genderdysforie. Een handreiking met het oog op het pastoraat. Onder leiding van ds. P. Nobel kwam drs. P.J. Vergunst samen met prof. dr. J. Hoek, drs. P. Verhagen, prof. dr. ir. H. Jochemsen en prof. dr. M.J. Kater vijfmaal bij elkaar. De laatste twee zijn lid van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Men geeft aan dat het doel van de brochure is dat men in de gebrokenheid van het bestaan leert leven bij Gods geboden en beloften.

De spits van de brochure is niet om tegen de genderideologie te wapenen, maar om kerkenraden handvatten te bieden in het pastoraat aan hen die transgendersgevoelens bij zichzelf waarnemen. Echter, ik weet wel zeker dat niet alle kerkenraden van gemeenten die behoren tot de Gereformeerde Bond of de Christelijke Gereformeerde Kerken zich in de lijn van deze brochure herkennen en zich er door geholpen weten.

Jochemsen benoemt dat er een plicht-, doel- en deugdenethiek is en kiest nadrukkelijk voor het laat­ste. Bij een deugdenethiek worden van patiënten met genderdysforie deugden gevraagd als aanvaar­ding, vertrouwen op Gods leiding, volharding en hoop om zo geoefend te worden in wat God in de Bijbel van ons vraagt.

De exegetische bijdrage is van de hand van prof. dr. J. Hoek. Hij wijst op de fundamentele betekenis van het feit dat bij de schepping naar Gods beeld de bepaling staat mannelijk en vrouwelijk en noemt zeer terecht dat daarbij ook het lichaam behoort en dat de problematiek van transseksualiteit een gevolg van de gebrokenheid is en is veroorzaakt door de zondeval.

Desondanks blijkt dat hij ruimte ziet voor transitie, hoewel dat voor hem bepaald niet de eerste en ideale optie is. Hij meent dat zij die deze ruimte niet zien niet pastoraal zijn. Dat zou een misplaatste toepassing maken van Bijbelse grondlijnen. Hier wordt geponeerd wat moet worden bewezen. Het zou ook betekenen dat zonder reserve vasthouden aan de ethische boodschap van de Bijbel niet pastoraal is.

De Bijbelse grondlijnen laten geen ruimte om op deze wijze Gods scheppingsordeningen te relati­veren. Terecht is de rooms-katholieke kerk in haar leer op dit punt heel expliciet. In de Catechismus van de Katholieke Kerk wordt gesteld dat iedereen zijn seksuele identiteit behoort te erkennen en aanvaarden. Man en vrouw zijn geschapen om elkaar aan te vullen en zijn gericht op het huwelijk. Het huwelijk dat mede in het kader van voortplanting staat. Rome kent hier geen uitzonderingen. Op zijn minst had Hoek moeten aangeven waarom hij dit standpunt niet deelt.

Bijbels pastoraat betekent dat met bewogenheid de Bijbelse boodschap wordt overgebracht. Een boodschap waarvan bekering een essentieel element is. Bekering die zich realiseert in geloofsver­bondenheid met Christus, die bij de wedergeboorte ontstaat.

P.J. Verhagen bekijkt in zijn bijdrage de problematiek vanuit het medisch-psychologische perspec­tief. Op dat terrein geeft hij nuttige informatie. Hij wijst erop dat niet iedereen die worstelt met transgendergevoelens de wens heeft tot transitie. Dat biologisch gezien na transitie iemands ge­slacht wel aangepast maar niet veranderd is, had duidelijker verwoord kunnen worden. Verhagen toont alle begrip voor een ambtsdrager die niet mee kan met de wens van transitie.

Zijn advies om er dan aan mee te werken het pastoraat te laten geven door een ambtsdrager wellicht vanuit een andere gemeente die daar anders instaat, kan ik onmogelijk meemaken. Dat doet geen recht aan het feit dat transitie een ernstige zonde is. Verhagen waarschuwt tegen stigmatiseren, maar als deze waarschuwing verbonden was geweest met een duidelijk opkomen voor wat God van ons vraagt, was zij geloofwaardiger geweest.

De bijdrage over het pastoraat aan hen die lijden onder genderdysforie is van de hand van prof. dr. M.J. Kater. Terecht wijst hij op het belang van fijngevoeligheid. Dat geldt altijd, zo zou ik zeggen, bij een problematiek die ingrijpend en gevoelig is. Zaak is ook dat men zich van te voren verdiept wat genderdysforie betekent. In aansluiting bij prof. dr. W.H. Velema stelt hij dat als iemand dan toch meent voor transitie te kunnen kiezen het nee dat wij laten horen een nee vol liefde moet zijn. Een nee dat wijst op de gevolgen en op de schade die transitie in eigen omgeving kan veroorzaken. Daarmee kan ik van harte instemmen.

Ik haak echter af als Kater stelt dat wij niet over de gevoelens van hen die voor transitie kiezen mogen heersen en alleen zouden moeten vragen naar de geestelijke verwerking ervan. Hier wordt ten diepste de Schrift gesloten. Dat is wel heel duidelijk als een gehuwde vrouw of man de weg van transitie inslaat. Dat staat haaks op het Bijbelse onderwijs over het huwelijk.

Als Kater in dit kader stelt dat Gal. 3:28 het mannelijk en vrouwelijk niet wegredeneert maar rela­tiveert, doet dat geen recht aan het feit dat het in brief aan de Galaten gaat om het verlost worden van de vloek van de wet en het leven door de Geest. Het Evangelie relativeert in onderscheid tot wat Kater stelt niet het schepselmatige onderscheid van man en vrouw. Volgens Kater is transitie alleen tuchtwaardig als iemand provocerend te werk gaat, geen rekening houdt met zijn of haar omgeving en zijn leven ziet als een keuzeproject.

De brochure opent met een ervaringsverhaal dat P.J. Vergunst uit de mond van een vrouw opte­kende die zich nu als man ziet. Het is een indringend verhaal dat de ernst van de problematiek onder­streept. Mijn vraag is wel waarom niet begonnen is met een ervaringsverhaal van iemand die de Bijbelse keuze maakt? Temeer omdat in het interview niet echt kritisch wordt doorgevraagd. Deze vrouw stelt dat de geboden Gods nog leidend zijn in haar leven en ze nu meer wil onderhouden in gebondenheid aan Christus. Ik wil haar subjectieve oprechtheid niet betwisten.

Objectief acht ik het even waar als de man die in een gesprek met mij relativeerde dat hij vreemd ging en de echtscheiding die daarop volgde als een beslissing in gehoorzaamheid aan Christus typeerde. Nu was hij met een vrouw getrouwd, al was de aanloop wat vreemd, met wie hij samen echt kon bidden en de Heere dienen.

Ik heb deze man erop gewezen dat als hij de stappen die hij heeft gezet en waarmee hij in dit leven een onherstelbare schade had aangericht, niet als zonde leerde zien en bewenen, hij het koninkrijk van God niet zou binnen gaan. Alleen als God Zich niet houdt aan wat Hij onder andere in 1 Kor. 6:10 aan ons heeft geopenbaard, zal het anders zijn. Ik kan echter geen argumenten aanvoeren voor het gegeven dat God toch anders is dan Hij Zich ons in Zijn Woord openbaart. Dat geldt niet voor Zijn evangelie, maar ook niet voor Zijn heiligheid en majesteit waarvan Zijn geboden een afspiege­ling zijn.

Kater eindigt zijn bijdrage met een aangrijpend en ontroerend gedicht van Willem de Mérode. Ik zou wensen dat de tonen van dit gedicht de brochure werkelijk hadden gestempeld. De tonen van én de wet én het evangelie. Graag geef ik dit gedicht door.

Mijn God, ik ben zo lusteloos en moe.

Ik weet niet, wat ik in dit leven doe .

Ge ontneemt mij liefde, ontfutselt mij vertrouwen.

Toch zegt Gij: leef! Mijn God, mijn God waartoe?

*

Heer, liefde hebt Gij van mij weggenomen,

Maar ook ’t gehuichel van de schijnbaar vromen.

Zij dringen ver van zondaars zich tezaam.

‘is goed, laat mij maar eenzaam tot U komen.

*

Zij zeggen: ‘Wij vergeven, maar ga heen!

Wij hebben niets met de zondaars gemeen.

Wie God verliest, wordt van Zijn volk verstoten.’

Maar de verlaatnen vonden God alleen.

Ik moet helaas constateren dat op de bijdrage van Jochemsen na kerkenraden of die onverkort aan de boodschap en het gezag van de Schrift vasthouden, of zij nu gereformeerd of evangelisch zijn, met deze brochure niet geholpen zijn. Ze roept meer vragen op dan ze beantwoordt. Zeker ook doordat ze begonnen is met een persoonlijk interview die in het interview zelf en de daarop vol­gende bijdragen in feite niet kritisch bevraagd wordt. De gevolgen en consequenties van het on­dergaan van een transitie zijn immens, terwijl dat in dit boekje nauwelijks naar voren komt.

Er zou doorgevraagd kunnen worden over het Schriftgezag, als het interview suggereert dat de botsing met Psalm 139 slechts kon worden opgelost door een operatie. Er zou meer aandacht kunnen zijn voor de sociale omgeving: ouders, gezin etc. En zeker zou er aandacht moeten zijn voor het feit dat het propageren van transities een stimulerend effect heeft op onzekere jongeren in de puberteit, met een domino-effect als gevolg.

Er is voor gekozen om slechts de persoonlijke problematiek te bespreken en niet de genderideologie, maar dat is in het huidige tijdsgewricht on­mogelijk. Wat in de brochure ook ontbreekt is de Bijbels notie van de twee wegen zoals zo in de gere­formeerde belijdenis zo duidelijk in zondag 31 van de Heidelbergse Catechismus is verwoord. Dat overigens zaak die een nood aan de orde brengt die veel breder is dan alleen die van de genderdys­forie en de omgang ermee.

Samenvattend: de Gereformeerde Bond gaf een brochure die niet liberaal is, maar bepaald ook niet een brochure die getuigt van een doordenking van zaken op grond van onvoorwaardelijke trouw aan Schrift en belijdenis. Het is meer een geluid dat vroeger in de Hervormde Kerk ‘ethisch’ werd genoemd. Er is sprake van een visie op de aard en reikwijdte van het Schriftgezag die niet over-eenstemt met het zelfgetuigenis van de Schrift. Daarom worden kerkenraden en gemeen­ten met deze brochure niet echt geholpen en – zeker in het licht van de eeuwigheid ook geen personen die worstelen met transgendergevoelens en van wie wij de existentiële nood niet moeten onderschatten.

Het gaat mij niet om de auteurs persoonlijk, maar het moet iedereen duidelijk zijn dat er grote zaken op het spel staan. Ik spreek de wens uit dat de auteurs zich naar aanleiding van deze opmerkingen bezinnen en er publiek op terugkomen. Waar zij ruimte zien voor transitie als uiterste noodoplossing doen zij dat zij aarzelend en als het ware tussen de regels door. Mijn wens is dat hun aarzelende openingen plaats maken voor een liefdevol, meelevend maar wel duidelijk nee. De aard en reikwijdte van het gezag van de Schrift als de stem van de levende God vragen erom Een bezinning die naar mijn vaste overtuiging breed in de gereformeerde gezindte nodig is. Daarbij moet het Woord van God het eerste en ook het laatste woord hebben.

*

ds. B. Labee, ds. C. van Ruitenburg en ds. A. Schreuder, “Man en vrouw schiep Hij hen”. Bijbels licht op seksuele diversiteit toegespitst op homoseksualiteit en, transgenderisme en genderneutraliteit (Woerden: DMZ, 2018), 82 pp.

In opdracht van de synode van de Gereformeerde Gemeenten schreef een commissie uit het deputaatschap Diaconale en Maatschappelijke Zaken (DMZ ) een brochure met de titel “Man en vrouw schiep Hij hen”. Bijbels licht op seksuele diversiteit toegespitst op homoseksualiteit, transgenderisme en genderneutraliteit. De auteurs zijn de predikanten ds. B. Labee, ds. C. van Ruitenburg en ds. A. Schreuder, terwijl ds. J.M.D. de Heer, ds. W. Silfhout en ds. C. Sonnevelt meelezers waren.

Aan het begin van de brochure wordt in een aantal bladzijden het getuigenis van de Schrift over geslachtelijkheid, liefde, seksualiteit en huwelijk en gezin weergegeven. Uitvoerig wordt vervolgens de opkomst en achtergrond van de genderideologie geschetst en hoe zij het onderwijs infiltreert en door de overheid in haar beleid geïntegreerd is.

Uitvoerig wordt in het vervolg daarop aan de orde gesteld wat de Bijbel zegt over seksuele diversi­teit. De openingshoofdstukken van de Bijbel en ook de teksten waarin homoseksueel gedrag wordt afgewezen, passeren dan de revue. Heel terecht wordt op grond van het Bijbelse getuigenis gesteld dat God van iedereen vraagt te leven in gehoorzaamheid aan Zijn geboden, maar dat dit bij de ene persoon wel tot meer vragen en worstelingen leidt dan bij de ander.

Als het gaat om transgendergevoelens wordt in de brochure gesteld dat begrip moet worden getoond voor de realiteit van transgendergevoelens, opdat degene die daarmee worstelt rust ont­vangt en kracht om zich niet te vertonen in kleding van het andere geslacht. Blijkt in een huwelijk dat een van de echtgenoten transgendergevoelens heeft, dan is dat, zo zeggen de auteurs, een ont­wrichtend probleem. In het licht van de bij het aangaan van het huwelijk gegeven beloften moet dan opgeroepen worden tot het terugroepen van het uitleven van het transgender-zijn.

De volgende zinnen uit de brochure acht ik van groot belang: ‘We wijzen transitie, ook in de zin van zich in gedrag en kleding anders voordoen dan het geboortegeslacht, af. (… ) Medisch ingrijpen dat erop gericht is om de geslach­telijke lichaamskenmerken te veranderen, is niet alleen een forse ingreep in de integriteit van een gezond en intact menselijk lichaam, maar is ook een totale misken­ning van het feit dat God als Schepper van het leven ons geslacht heeft bepaald.’

De lijn van de brochure is dat pastoraal en bewogen moet worden omgegaan met hen die worstelen met homoseksuele en transgendergevoelens. Deze bewogenheid betekent ook dat je ernstig waar­schuwt tegen het inslaan van een weg die afvoert van de Heere en Zijn dienst. Zelf denk ik in dit verband ook aan: ‘Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij zult uw naaste naarstiglijk berispen, en zult de zonde in hem niet verdragen.’ (Lev. 19:17)

Het woord ‘liefde ‘wordt nog al eens op de lippen genomen om acceptatie van homoseksuele relaties of transitie te rechtvaardigen. Categorisch afwijzen van deze relaties zou liefdeloos zijn. Echter, we moeten juist uit liefde en bewogenheid met onze naaste hem afmanen van het bewandelen van de brede weg die eindigt in de rampzaligheid en dat dit het geval is bij een homoseksuele relatie en een transitie hoeft geen betoog als we ervan uitgaan dat God eenmaal oordeelt volgens de normen die Hijzelf aan ons heeft geopenbaard.

Naast bewogenheid met hen die worstelen met homoseksuele en transgendersgevoelens wil de bro­chure de lezers wapenen in de geestelijke strijd tegen de genderideologie. Een notie die in de brochure van de GB in de PKN helemaal ontbreekt. De auteurs stellen niet zonder reden dat wij ermee moeten rekenen en ons erop voorbereiden dat in naam van de vrijheid tolerantie en verdraagzaam­heid zullen afnemen ten opzichte van hen die vasthouden aan Gods heilzame geboden en daarvoor uitkomen.

Zelf zou ik nog als Bijbels voorbeeld van het ware belijden de vrienden van Daniël willen noemen. Zoals zij niet bogen voor het beeld van Nebukadnezar moeten wij ons distantiëren van de regenboog­vlag en het hijsen daarvan. Wij moeten voorzichtig zijn als de slangen en oprecht als de duiven. Maar dan zal toch iedereen in onze omgeving van ons weten dat voor ons seksualiteit alleen thuis hoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw en dat wie daar niet naar handelt zonder bekering hier op aarde nooit in het nieuwe Jeruzalem zal kunnen verkeren.

Ik kan iedereen de lezing van de brochure van het deputaatschap DMZ van de Gereformeerde Gemeenten aanbevelen.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s