
Inleiding
Wie het voorrecht gehad heeft een lezing te mogen bijwonen van Iain M. Murray, directeur van “The Banner of Truth”, komt onder de indruk van diens werkelijk fenomenale kennis van de kerkgeschie-denis. Murray bezit daarbij de gave om de actualiteit van de kerkgeschiedenis duidelijk te maken. Vanuit het verleden trekt hij lijnen naar het heden. Hij laat zien welke lessen we uit de kerkgeschie-denis kunnen trekken. Al deze elementen komen we ook tegen in het reeds in 1988 gepubliceerde werk Australian Christian Life From 1788.
Dit boek is een bloemlezing uit allerlei bronnen die licht werpen op het geestelijk leven in Australië vanaf 1788, het geboortejaar van Australië als Engelse kolonie, tot aan het einde van de negentiende eeuw. Deze bloemlezing bevat brieven, preken, gedeelten uit dagboeken en uit levensbeschrijvingen enzovoorts. Het materiaal is in negentien hoofdstukken verdeeld.
Elk hoofdstuk begint met een inleiding van Murray, waarin hij aangeeft binnen welk kader het navol-gende materiaal geplaatst moet worden. Hij voorziet het van een kort commentaar. Het slot-hoofdstuk draagt de titel ‘Lessons for Today’. In dat hoofdstuk wordt teruggeblikt op de inhoud van de vorige hoofdstukken en zoals de titel ook al laat zien, wordt getoond wat de betekenis van het gebodene is voor het heden.
*
De betekenis van het klassieke protestantisme voor Australië
Murray woont zelf sinds een aantal jaren in Australië. Het viel hem op dat er in Australië zowel buiten als binnen de kerken zo goed als niets bekend is over het geestelijk en kerkelijk verleden. Algemeen leeft de gedachte dat het christelijk geloof geen bijdrage van betekenis heeft geleverd aan de ontwik-keling van Australië. Het christelijk geloof zou nooit meer dan een marginale rol in de Australische samenleving gehad hebben. Geestelijke opwekkingen zouden nooit plaats hebben gevonden.
Meer en meer werd het Murray uit literatuur waarop hij stuitte duidelijk dat dit beeld niet klopte met de werkelijkheid. Het waren orthodoxe christenen die de eerste scholen stichtten. Zij legden de grondslag voor de politieke constitutie. Door hen werd zeker in de beginperiode van Australië als Engelse kolonie de pers beheerst. Murray wilde anderen in zijn ontdekking laten delen. Vandaar dat hij tot publicatie van een bloemlezing overging.
De eerste geestelijken die in Australië aankwamen, behoorden tot de Anglicaanse Kerk. Deze mannen van het eerste uur waren stuk voor stuk geestelijke erfgenamen van de ‘Great Awakening’ uit de acht-tiende eeuw, waaraan de namen van Wesley en Whitefield onlosmakelijk verbonden zijn.
Onder moeilijke omstandigheden — Australië fungeerde in die dagen als een verbanningsoord voor criminelen — brachten die eerste predikers het evangelie. Zij waren er tot in het diepst van hun ziel van overtuigd dat de grootste nood van de mens zijn geestelijke nood is. Zij wisten dat de godzaligheid niet alleen voor het toekomende, maar ook voor dit leven nuttig is.
Ook voor maatschappelijke problemen lag naar hun overtuiging de oplossing in het christelijk geloof. Gouverneur Philipp vroeg aan Johnson, de Anglicaanse prediker, die samen met een groep criminelen in 1788 in Australië aankwam, in zijn preken vooral zedelijke onderwerpen aan de orde te stellen.
*
Het belang van zaligmakend geloof en een godzalige wandel
Johnson geloofde daarentegen dat het zaligmakende geloof in Christus de basis voor de levenswandel moest zijn. In zijn prediking nam het leerstellig element een ruime plaats in. Nodig was dat het christelijk geloof als een zoutend zout de samenleving doortrok. Het volgende citaat uit een van zijn preken geeft ons een indruk van zijn wijze van benadering: ‘Ik spreek u niet aan als ‘Churchmen’ (leden van de Anglicaanse Kerk) of ‘Dissenters’ (leden van afgescheiden kerken), rooms-katholieken of protestanten, joden of heidenen. (…) Maar ik spreek u aan als sterfelijken en toch onsterfelijk. Het evangelie openbaart ons een vrije en genaderijke vergeving voor schuldigen, reiniging voor verdor-venen, genezing voor zieken, geluk voor ongelukkigen en zelfs leven voor doden.’
Later kwamen er ook anglicaanse geestelijken van andere beginselen. Het is wel zeker dat deze werden aangesteld omdat naamchristenen zich ergerden aan de ernstige en duidelijke boodschap die tot dan toe van de kansels werd gehoord. Opmerkelijk is dat deze mannen in kerkelijk opzicht zo goed als niets tot stand brachten. Zij waren niet bereid offers te brengen ter wille van het koninkrijk van God.
De orthodoxe christenen die het evangelie in Australië verspreidden en alom gemeenten stichtten, geloofden daarentegen in de kracht van de Heilige Geest. Geen tegenstand of periode van stilstand kon hen van de overtuiging afbrengen dat de Heilige Geest bij machte was de geestelijke woestijn waarin zij geplaatst waren te veranderen in een vlakte die bloeit als een roos.
Na de anglicanen kwamen ook christenen van andere kerkelijke richtingen naar Australië, zoals Wesleyaanse methodisten, presbyterianen en baptisten. Bij al deze christenen was de invloed van de ‘Great Awakening’, de grote opwekking uit de achttiende eeuw, merkbaar. Zij geloofden in de nood-zaak van wedergeboorte en bekering, de verzoening met God door Christus’ bloed en de recht-vaardiging door het geloof. Zij beklemtoonden dat een christen herkenbaar is aan een godzalige levenswandel.
Een invloedrijk presbyteriaans prediker, Irving Hetherington, was in zijn jeugd bevriend geweest met Robert Murray Mac Cheyne. De laatste zondag voor zijn vertrek vanuit Schotland naar Australië zat hij onder het gehoor van Mac Cheyne in Dundee. Deze sprak toen over de woorden: ‘Gaat heen in de gehele wereld, predikt het evangelie aan alle creaturen’. Vooral de Wesleyaanse methodisten kregen grote invloed. Zij werden gekenmerkt door een grote evangelisatie- en zendingsdrang.
*
Geen ongevaarlijke onderneming
De reis naar Australië was geen ongevaarlijke onderneming. Wie die reis ondernam, legde heel wat in de waagschaal. Van een behouden aankomst was men geenszins verzekerd. Toch waren er telkens weer predikanten die zich geroepen wisten uit te gaan naar het zuidelijk halfrond. De al eerder genoemde Irving Hetherington was verloofd met een zekere Jessie Carr. Hij wist dat zijn besluit om naar Australië te gaan kon betekenen dat hun verloving verbroken zou worden. Dat bleek echter niet het geval te zijn. Zijn verloofde stond volledig achter zijn voornemen.
Vlak voor hun vertrek trouwden zij. Jessie Carr kwam echter nooit in Australië. Tijdens de zeereis overleed zij aan roodvonk. Ontroerend is de brief die Irving Hetherington na zijn aankomst in Australië aan Jessie’s moeder schreef. Daaruit blijkt dat zij in de volle zekerheid des geloofs was gestorven en zich verenigd mocht weten met de leiding van God in haar leven.
Een tweede voorbeeld. Daniël Draper, een methodistisch predikant, bracht in 1865 voor het eerst sinds zijn verblijf in Australië een bezoek aan Engeland. Op de terugreis in 1866 kwamen hij en zijn tweede vrouw samen met meer dan 240 anderen om in de Golf van Biskaje. Zij die de ramp over-leefden waren diep onder de indruk gekomen van het optreden van Daniël Draper.
Toen de kapitein de passagiers verteld had dat de zaak hopeloos was en zij zouden vergaan, was Draper opgestaan en had gezegd: ‘De kapitein vertelt ons dat er geen hoop is en dat wij allen moeten vergaan. Maar ik vertel u dat er wel hoop is, hoop voor allen. Alhoewel we allen moeten sterven en het vasteland nooit zullen terugzien, is het voor ons allen mogelijk de hemelse haven te bereiken.’ Met ernst had hij vervolgens gesproken over het toekomende oordeel, de noodzaak van bekering en de volkomen zaligheid die in Christus te vinden is. Vlak voordat het schip zonk, had hij samen met anderen gezongen: ‘Vaste Rots van mijn behoud’.
*
Het geestelijk klimaat van de Australische christenen
Het geestelijk klimaat van de Australische christenen in de door Murray beschreven periode kan gekenschetst worden als orthodox christelijk met een bevindelijke inslag. Leerstellig gezien vari-eerden de opvattingen van gematigd calvinistisch tot wat in de Engelssprekende wereld genoemd wordt evangelisch arminiaans.
Presbyterianen en Anglicanen waren in het algemeen gematigd calvinistisch in de geest van J. C. Ryle en Robert Murray Mac Cheyne. De Wesleyaanse methodisten waren in de leer der verkiezing arminiaans. In de beschrijving van het geestelijk en kerkelijk leven van de Wesleyaanse methodisten merk je die arminiaanse tendenzen.
Al waren de Wesleyaanse methodisten in leerstellig opzicht min of meer arminiaans, dit mag ons niet uit het oog doen verliezen dat zij in hun prediking en pastoraat veel dieper ingingen op de nood en verlorenheid van de mens dan menig hedendaags calvinist. Van het ‘nemen van een beslissing voor Jezus’, zoals nu allerwegen in evangelische kringen gepropageerd wordt, wilden zij niets weten. Zij wisten dat het om een allesomvattende verandering ging die ver uitgaat boven het nemen van een beslissing.
Zij zagen het als de taak van de prediker zijn hoorders op de grote nood waarin zij verkeerden te wijzen en hen anderzijds de zaligheid in Christus te verkondigen met bevel van geloof en bekering. Zij waren ervan overtuigd dat de Heilige Geest deze boodschap moet toepassen aan het hart.
Het was niet de taak van een predikant zijn hoorders ervan te verzekeren dat God een goed werk in hen begonnen was. Dan zou men immers gaan rusten op het oordeel van een mens. In plaats daarvan vertelden zij hun hoorders dat de zekerheid dat wij het eigendom van Christus zijn het werk is van de Heilige Geest. In dit verband werden telkens weer de woorden van Paulus uit Rom. 8:16 geciteerd: ‘Deze Geest getuigt met onze geest dat wij Gods kinderen zijn.’
Vanaf het einde van de negentiende eeuw begon het geestelijk klimaat in Australië te veranderen. De moderne Schriftkritiek begon de kerken binnen te sluipen. Geestelijke leidslieden, als ze althans zo genoemd kunnen worden, verzekerden dat dit geen kwaad kon. ‘De ervaring van de levende Christus was immers niet gebaseerd op een boek?!’’ Deze redenering tastte ondertussen in werkelijkheid het Evangelie tot in de kern aan. Wie Christus is, kunnen we immers uitsluitend vanuit de Bijbel weten.
Wanneer de kerk kanttekeningen bij de onfeilbaarheid van de Bijbel gaat plaatsen, raakt ze haar houvast kwijt. Er mag geen tegenstelling gemaakt worden tussen liefde tot de leer en tot de Heere Jezus Christus. Bij de leer gaat het om het plaatsvervangend lijden en sterven van de Heere Jezus Christus, om de rechtvaardiging door het geloof op grond van de verdiensten van Christus, om de levendmakende werking van Gods Geest, Die Christus verworven heeft.
*
Bloeiperiode voorbij
In het algemeen kenden de Australische christenen geen kerkisme. Anglicanen, methodisten en presbyterianen wisten zich aan elkaar verbonden omdat zij allen geloofden dat een mens bekeerd moet worden en dat hij de waarheid moet horen en geloven om zalig te worden. Later sloeg deze prijzenswaardige gezindheid om in lauwheid en onverschilligheid ten aanzien van leerstellige vragen. Het kerkelijk leven kreeg een ander aanzien.
Oorspronkelijk stonden ‘Prayer Meetings’ (gebedssamenkomsten) en doordeweekse diensten in hoog aanzien. De overtuiging dat Christus door Woord en Geest Zijn kerk vergadert, kreeg gestalte in het kerkelijke leven. Op den duur was er voor de doordeweekse diensten en ‘Prayer Meetings’ steeds minder belangstelling. In de ene gemeente na de andere werden ze afgeschaft. In plaats daarvan kwam er steeds meer amusement en ontspannende activiteiten in de kerken.
Dit is een zaak die ook ons wel iets te zeggen heeft. Zien we in ons vaderland niet dezelfde ont-wikkeling. Slechts in enkele gemeenten worden regelmatig doordeweekse diensten gehouden. En ook daar is gezien het aantal zondagse kerkgangers de belangstelling veelal niet overweldigend te noe-men.
Heden ten dage ziet men in Australië het kerkelijk verleden als een periode van traditionalisme. Tal van problemen waar de kerken nu mee worstelen, zouden de erfenis van het vroegere traditionalisme zijn. Als oplossing voor deze problemen zoekt men een brug te slaan naar het eigentijdse denken en leefklimaat. Liturgische vernieuwingen worden doorgevoerd. Alles wat oud is, gaat op de helling.
*
Lessen voor nu
Murray laat ons zien dat, toen de kerken alle aandacht gingen richten op de middelen en methoden waarmee men de wereld zou moeten bereiken, de geestelijke bloeiperiode allang voorbij was. Met het boek van de Handelingen der apostelen als model, geloofden de eerste generaties van Australische christenen daarentegen dat bloei in de kerk het gevolg is van werkelijke gemeenschap met God door de kracht van de Heilige Geest.
De christenen die in Murray’s boek getekend worden, legden alle nadruk op het karakter en de wandel van de kerk. Hoe men naar de samenleving toe overkwam, was daaraan veruit ondergeschikt. Zij beseften dat de kerk haar roeping om te getuigen het best verstaat wanneer zij zich het minst om aantallen maar het meest om de eer van God is te doen. Daarover geeft God vroeg of laat Zijn zegen.
Iain H. Murray, Australian Christian Life From 1788 (Edinburgh: The Banner of Truth, 1988), hard-cover 357 pp., (ISBN 9015048479656) tweedehands nog verkrijgbaar en ook te downloaden als e-book.