Hoe bekeert God mensen?

Meer dan eens wordt mij de vraag gesteld hoe God nu mensen bekeert, wat dat inhoudt en wat je dan ervaart. Vooral als het over het laatste loopt, moeten we zeggen dat God met elk van Zijn kinderen een eigen weg gaat. De Heere brengt al de Zijnen in de schuld en leert hen alleen op Christus te leunen, maar de wijze waarop het een ander zich voltrekt is bij de een toch weer an­ders dan bij de ander. Wij moeten ons daarin niet spiegelen aan een ander en als wijzelf mogen weten van de vrede met God moeten wij de weg die God met ons ging niet als norm aan ande­ren opleggen.

God leert iedereen die Hij trekt uit de duisternis tot Zijn licht van zijn reddeloze ver­lorenheid en van de volkomen zaligheid alleen in Christus. Bij de één verschijnt echter de Zon der gerechtigheid heel langzaam boven de horizon, terwijl het bij de ander juist zeer snel gaat. Wat God de één bij stukjes en beetjes leert, leert Hij de ander in één keer. Zeker in het open­baar ben ik wat terughoudend om te spreken over wat God mij heeft geleerd en hoe Hij dat heeft gedaan, al mag ik wel zeggen dat geen leed uit mij geheugen zal wissen hoe God Zich over mij heeft ontfermd. In het openbaar geef ik echter liever de ervaring van anderen dan die van mijzelf door.

In dit stukje wil ik iets doorgeven van William Cowper (1731-1800). Hij was afkomstig uit een aris­tocratisch milieu. Zijn vader was predikant in de ‘Church of England’. Cowper was nog maar zes jaar toen hij zijn moeder verloor. Dat was een lieve en godvrezende vrouw. Dit verlies heeft heel Cowpers verdere leven gestempeld. Zijn vader zond hem naar de ‘Westminster­school’, een kostschool voor de elite. Hier werd de enigszins schuchtere Cowper door grotere jongens geplaagd. Ook dat heeft hem beschadigd. Vervolgens is Cowper naar Londen gegaan om aan de Inner Temple rechten te studeren.

Zoals meerderen uit het milieu waaruit het afkom­stig was, maakte Cowper niet zoveel ernst met zijn studie. Hij zat uren in pubs en koffiehuizen in plaats dat hij studeerde. Financiële noodzaak om zo snel mogelijk vorderingen te maken was er niet. Dat versterkte de neiging in zijn karakter om zelf geen initiatieven te nemen. In deze tijd werd Cowper verliefd op zijn nichtje Theodora Cowper en zij ook op hem. Zijn oom Ashley verbood hun echter hun omgang te intensiveren. Dit was in 1756. Het heeft Cowper diep geraakt. Hij is nooit getrouwd en zijn nichtje trouwens evenmin. Het jaar daarop ver-dronk één van Cowpers beste vrienden, sir William Russel. Dit alles droeg ertoe bij dat Cowper zich steeds eenzamer begon te voelen.

Dankzij familie- en vriendschapsbetrekking werd aan Cowper in 1763 een post als griffier aan­ge­boden van het House of Lords. Een aantal Lords stond er echter op dat hij eerst een proeve van bekwaamheid zou leveren. Cowper zag hier geweldig tegenop. De dag waarop dit moest ge­beuren, deed hij een aantal zelfmoordpogingen. Hij hing zich tenslotte op, maar nadat hij zijn bewustzijn had verloren, brak het touw. De baan ontging hem uiteraard. Psychisch was hij totaal ontredderd. Cowper werd intussen door getroffen door steeds dieper gaande overtuigingen van zonde.

In deze toestand kwam één van zijn neven namelijk Martin Madan hem regelmatig op­zoeken. Madan was predikant in de ‘Church of England’. Hij behoorde tot de ‘evangelicals’. Martin Madan wees hem Christus. Cowper dronk in wat hem over Christus verteld werd, maar kon niet geloven dat er voor hem nog vergeving was. Bij hem vatte de overtuiging post dat hij tot de verworpenen behoorde en dat hij nimmer ontferming zou vinden. Op aandrang van Madan en van zijn broer John werd hij tenslotte aan het einde van 1763 opgenomen in de psy­chia­trische kliniek van dr. Nathanael Cotton in St. Albans. Cotton was niet alleen een bekwaam arts, maar ook een oprecht christen. In de zomer van 1764 vond Cowper in deze kliniek vrede met God.

Cowper herstelde ten dele, maar kon nooit meer volledig in de maatschappij functioneren. Tot betaalde arbeid was hij niet meer in staat. Hij trok in bij de familie Unwin. Samen met de familie Unwin vestigde hij zich in Olney. De reden was dat zij zich daar onder het gehoor kon­den begeven van een waarachtige dienaar van Christus, namelijk John Newton. Deze diende als predikant de plaatselijke parochie van de Kerk van Engeland. Tussen Newton en Cowper ont­stond er een zeer nauwe band. Er ging bijna geen dag voorbij of Cowper bracht een bezoek aan Newton. Op voorstel van Newton begonnen zij aan een gezamenlijk project. Wekelijks werd er een geestelijk lied gedicht. Deze liederen zijn bekend geworden als de Olney Hymns.

Van de hand van Newton zijn onder andere ‘Amazing grace, how sweet the sound, that save a wretch like me’ en ‘How sweet the name of Jesus sounds’ (‘O Jezus, hoe vertrouwd en zoet klinkt mij Uw Naam in d’ oor, als ik van alles scheiden moet, gaat nog die Naam mij voor.’). Bekende lie­deren van Cowper zijn ‘There is a Fountain filled with blood’ en ‘O For a closer walk with God.’ Na het sterven van zijn broer in 1770 versomberde Cowper opnieuw. Langzaam ging zijn psy­­chi­sche toestand achteruit. In de nacht van 1 op 2 januari 1773 stortte hij volledig in. De dag daar­voor had Cowper nog een gezang gemaakt, dat de laatse Olney Hymn van zijn hand zou zijn. ‘God moves in a mysterious way his wonders to perform.’ (‘God gaat Zijn ongekende gang vol donk’re majesteit’)

God is ook in het leven van Cowper vaak onbegrepen wegen gegaan. Zijn leven lang heeft Cowper psychisch een zwakke gezondheid gehad. Vanuit zijn verdrukking heeft hij echter an­de­ren mogen troosten door middel van de gezangen die hij dichtte. Cowper behoorde bij die chris­tenen die heel diep ingeleid worden in de diepte van de verdorvenheid van de mens en in de verschrikkingen van de hel en die juist daarom zozeer de troost verstaan van het lijden en ster­ven van Christus als Borg en Middelaar. Het gezang ‘God moves in a mysterious way his won­­ders to perform’ (God gaat Zijn ongekende gang) is juist ook in Cowpers eigen leven waar gebleken. Na zijn sterven vond men nog een onafgemaakt gezang van zijn hand waarin hij zijn verlangen vertolkte om eeuwig met Christus te zijn. Cowper kon bij zijn leven vaak niet bezien dat dit werkelijk voor hem waar zou worden.

In zijn sterven vielen alle aanvechtingen weg en heeft Cowper mogen ervaren: ‘God Zelf her­schept de duisternis in eind’lijk eeuwig licht.’ ‘God moves in a mysterious way his wondes to perform’ vertolkt dezelfde waarheid die wij tegenkomen in de Psalmen 73 en 77. Gods weg is in het heiligdom. Echter hoe donker ooit Gods weg moog’ wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen. Heel treffend is dat Newton na het overlijden van zijn vriend een rouwpreek hield over de woorden over Exodus 3 vers 2 en 3: de braambos die niet verteerde. God in Zijn volk in al hun verdrukkingen nabij. Omdat Hij de Heere niet verandert, worden Zijn kinderen niet ver­teerd. God zal eenmaal alle tranen van de ogen van Zijn kinderen afwissen. Het is hier een ver­druk­king van slechts enkele dagen die niet opweegt tegen de heerlijkheid die eenmaal ge­open­baard zal worden. Zalig zijn zij die hier op aarde hun klederen wit maken in het bloed van het Lam en zo eenmaal voor goed uit de grote verdrukking worden verlost.

Ik geef tenslotte nog in Cowpers eigen woorden door hoe hij in 1764 vrede vond met God.

‘Een paar dagen na mijn aankomst in St. Albans had ik het Woord van God terzijde gelegd als een boek waaraan ik toch geen belang of deel had. De enige keer waarvan ik mij kan herinneren dat ik een geheel hoofdstuk las was ongeveer twee maanden vóór mijn herstel. Toen ik een Bijbel vond op een bank in de tuin sloeg ik die open bij het elfde hoofdstuk van het evangelie naar de beschrijving van Johannes, waar de opwekking uit de doden van Lazarus wordt be­schre­ven, en ik zag zoveel welwillendheid, ontferming, goedheid en medelijden met deze man in het op­tre­den van onze Zaligmaker dat ik bijna tranen schreide. Weinig dacht ik eraan dat het een exacte af­beelding was van de ontferming waarmee Christus op het punt stond Zich over mij te ont­fer­men (…)

Meer en meer groeide de overtuiging in mij dat ik niet volledig tot het verderf was ge­doemd. De weg van zaligheid was echter nog verborgen voor mij ogen en ik zag die niet hel­der­der dan vóór mijn ziekte. Ik dacht slechts dat ik, als het God behaagde mij te sparen, een beter leven zou gaan leiden en dat ik wellicht de hel kon ontgaan door het betrachten van mijn religieuze plichten. Zo kan de schrik des Heeren ons wel een farizeeër maken, maar alleen de zoete stem van ontferming geopenbaard in het evangelie kan ons een christen maken.

Nu was echter de gelukkige periode aangebroken dat mijn banden werden verbroken en mij een duidelijke opening in de vrije ontferming Gods in Christus werd verleend. Ik ging op een stoel dicht bij het raam zitten en toen ik daar een Bijbel zag, greep ik er opnieuw naar om daar­­­in troost en onderwijs te vinden. Het eerste vers dat ik zag was Romeinen 3 vers 25: ‘Wel­­­ke God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een be­to­ning van Zijn rechtvaardigheid, door de ver-geving der zonden, die te voren geschied zijn on­der de verdraagzaamheid Gods.’ Onmiddellijk ontving ik kracht om deze woorden te gelo­ven en de volle stralen van de Zon der gerechtigheid beschenen mij. Ik zag de genoegzaam­heid van de verzoening die Hij tot stand had gebracht, de vergeving van mijn zonden verze­geld in Zijn bloed en al de volheid en volkomenheid van de rechtvaardiging door het geloof in Hem.

In één moment geloofde ik en omhelsde ik het evangelie. Alles dat mijn vriend Madan mij te­voren gezegd had werd verlevendigd in al zijn klaarheid in de betoning van de Heilige Geest en in kracht. Als de arm van de Almachtige niet onder mij was geweest zou ik gestor­ven zijn van dankbaarheid en vreugde. Terwijl mijn ogen zich vulden met tranen en mijn stem stokte, kon ik slechts in stil ontzag naar de hemel kijken overweldigd door liefde en verwon­dering. Het werk van de Heilige Geest kan het best in Diens eigen woorden worden beschre­ven. Het is een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde.’

God gaat Zijn ongekende gang

vol donk’re majesteit,

Die in zee Zijn voetstap plant

en op de wolken rijdt

*

Uit grondloze diepten put

Hij licht, en vreugd’ uit pijn.

Hij voert volmaakt Zijn plannen uit,

Zij wil is soeverein.

*

Geliefden Gods, schept nieuwe moed,

de wolken die gij vreest,

zijn zwaar van regen, overvloed

van zegen die geneest.

*

Zoudt gij verstaan, waar Hij u leidt?

Vertrouw Hem waar Hij gaat

Zijn duistere voorzienigheid

verhult Zijn mild gelaat.

*

Wat Hij bedoelt dat rijpt tot zin,

wordt klaar van uur tot uur.

De knop is bitter, is begin,

de bloem wordt licht en puur

*

Hoe blind vanuit zichzelve is

het menselijk gezicht

God Zelf herschept de duisternis

in eind’lijk eeuwig licht

*

God moves in a mysterious way

His wonders to perform;

He plants his footsteps in the sea,

And rides upon the storm.

*

Deep in unfathomable mines

Of never-failing skill,

He treasures up his bright designs,

And works his sovereign will.

*

Ye fearful saints, fresh courage take;

The clouds ye so much dread

Are big with mercy, and shall break

In blessings on your head.

*

Judge not the Lord by feeble sense,

But trust him for his grace;

Behind a frowning providence

He hides a smiling face.

*

His purposes will ripen fast,

Unfolding every hour;

The bud may have a bitter taste,

But sweet will be the flower.

*

Blind unbelief is sure to err,

And scan his work in vain;

God is his own interpreter,

And he will make it plain

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s